EULA is gelezen. Door dit apparaat te gebruiken, gaat u akkoord met de EULA. Informatie over het patent Een overzicht van Snap-on producten die beschermd worden door patenten in de Verenigde Staten en in andere landen, is te vinden op: https://patents.snapon.com.
Veiligheidsinformatie ALLE INSTRUCTIES LEZEN Voor uw eigen veiligheid en de veiligheid van anderen en om schade te voorkomen aan het product en voertuigen waarvoor dit wordt gebruikt, is het belangrijk dat alle instructies en veiligheidswaarschuwingen in deze handleiding en de bijbehorende handleiding Belangrijke veiligheidsinstructies voorafgaande aan het gebruik worden gelezen en doorgrond door alle personen die het product gebruiken of met het product in contact komen.
Veiligheidsinformatie Signaalwoorden voor veiligheid Signaalwoorden voor veiligheid Alle veiligheidswaarschuwingen bevatten een signaalwoord voor veiligheid dat het gevaarniveau aangeeft. Een pictogram, indien aanwezig, voorziet in een grafische beschrijving van het gevaar. Signaalwoorden voor veiligheid zijn: GEVAAR Wijst op een zeer gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, leidt tot de dood of ernstig letsel van de gebruiker of omstanders.
Inhoudsopgave Veiligheidsinformatie ......................ii Hoofdstuk 1: Deze handleiding gebruiken................. 3 Inhoud............................. 3 Conventies..........................3 Terminologie ........................3 Symbolen ......................... 3 Vette tekst ........................4 Opmerkingen en belangrijke mededelingen..............4 Hyperlinks ........................4 Procedures........................4 Hoofdstuk 2: Inleiding......................5 Bedieningstoetsen ........................6 Gegevens- en voedingsverbindingen ..................7 Accupackklep en standaard ....................8 Voedingsbronnen ........................
Pagina 6
Codescan ........................23 Menuopties in het systeemmenu ................... 25 Menu Codes........................26 Scanner-/OBD-II/EOBD-gegevensbestanden opslaan ..........34 Functietest ........................35 Algemene functies ......................36 Scanner afsluiten........................37 Hoofdstuk 5: OBD-II/EOBD ....................38 Basisbewerkingen ........................ 38 Bedieningselementen voor de schermindeling en de werkbalk ........38 De datakabel aansluiten ....................38 Gegevensbestanden opslaan en weergeven..............38 Het menu OBD-II/EOBD.......................
Deze handleiding gebruiken Hoofdstuk 1 1.1 Inhoud Deze handleiding bevat basisbedieningsinstructies en is gestructureerd op een wijze die u helpt vertrouwd te raken met de functies van uw diagnose-instrument en bij het uitvoeren van basisbewerkingen. Deze illustraties in deze handleiding zijn uitsluitend ter referentie opgenomen en kunnen wel of geen werkelijke schermresultaten, informatie, functies of standaardapparatuur afbeelden.
Deze handleiding gebruiken Conventies 1.2.3 Vette tekst Vette tekst wordt in procedures gebruikt om selecteerbare items te markeren, zoals bedieningsknoppen, pictogrammen en menuopties. Voorbeeld: Druk op de knop OK. 1.2.4 Opmerkingen en belangrijke mededelingen De volgende mededelingen worden gebruikt. Opmerkingen Een OPMERKING verschaft nuttige informatie, zoals aanvullende uitleg, tips en commentaar.
Inleiding Hoofdstuk 2 Het diagnose-instrument stelt u in staat om te communiceren met verschillende voertuigregelsystemen (zoals de motor, de transmissie, het ABS-systeem, het instrumentencluster etc.) ten behoeve van het volgende: Het uitvoeren van OEM-gebonden functietests en het opnieuw instellen van procedures •...
Inleiding Bedieningstoetsen 2.1 Bedieningstoetsen Er zijn vier toetsen van het indruktype en een multi-directioneel bedieningselement voor bediening dat zich rechts op het diagnose-instrument bevindt. Alle overige bewerkingen met het diagnose-instrument worden beheerd via het aanraakscherm. Scanner OBD-II/EOBD Eerdere voertuigen Extra en data Afbeelding 2-1 Vooraanzicht Item...
Inleiding Gegevens- en voedingsverbindingen 2.2 Gegevens- en voedingsverbindingen Alle aansluitingen op het diagnose-instrument bevinden zich aan de bovenzijde van het apparaat. Afbeelding 2-2 Bovenaanzicht Item Beschrijving AC-voedingsingang - aansluiting voor de AC-voeding LED-indicator accustatus • Groen - de accu is volledig opgeladen •...
Inleiding Accupackklep en standaard 2.3 Accupackklep en standaard 1— Ingebouwde standaard - de ingebouwde standaard steekt uit de achterkant van het diagnose-instrument en kan in het diagnose-instrument worden vastgezet voor opslag. 2— Accupackklep 3— Bout voor accupackklep Afbeelding 2-3 Achteraanzicht...
Inleiding Voedingsbronnen 2.4 Voedingsbronnen Het diagnose-instrument kan worden gevoed via de volgende bronnen: 2.4.1 Voertuigvoeding Bij alle OBD-II/EOBD-voertuigen is er voertuigaccuvoeding (accu+) beschikbaar op de DLC. Het diagnose-instrument wordt gevoed via de datakabel wanneer dit op de voertuig-DLC is aangesloten. Een groene LED-indicator op het DLC-einde van de datakabel gaat branden wanneer er stroom naar de kabel wordt gevoed.
Basisbediening en navigatie Hoofdstuk 3 Dit hoofdstuk beschrijft de basisbediening, de navigatie, de schermindeling en functies van pictogrammen. Zorg voordat u het diagnose-instrument gebruikt dat de accupack volledig is opgeladen of dat het apparaat wordt gevoed door de AC-voeding. 3.1 In-/uitschakelen en nooduitschakeling De volgende secties beschrijven hoe u het diagnose-instrument kunt in- en uitschakelen en hoe u een nooduitschakeling kunt uitvoeren.
Basisbediening en navigatie Basisnavigatie 3.1.3 Uitschakelen in noodsituatie BELANGRIJK: Het gebruik van de procedure voor nooduitschakeling tijdens het communiceren met een voertuig kan bij sommige voertuigen leiden tot problemen met de regelmodule. Tijdens normaal gebruik schakelt u het diagnose-instrument uit via de eerder beschreven procedure Uitschakelen.
Basisbediening en navigatie Basisnavigatie 3.2.2 Titelbalk De titelbalk bovenaan het scherm (Afbeelding 3-1) bevat basisinformatie over de huidige werkingsvoorwaarden van het diagnose-instrument. De opties op de titelbalk verschillen al naar gelang het merk en het model van het voertuig, welke functie actief is, de test die wordt uitgevoerd en het menu dat is geselecteerd.
Basisbediening en navigatie Basisnavigatie 3.2.3 Pictogrammen in het beginscherm Elke beschikbare functie van het diagnose-instrument wordt vertegenwoordigd door een functiepictogram in het beginscherm. Selecteer een pictogram in het beginscherm (aanraakscherm) om een functie te starten. U kunt ook de bedieningstoetsen gebruiken om een functie te starten. Gebruik de richtingstoetsen (e, c, b, d) om de gewenste functie te markeren (een gele rand om een pictogram geeft aan dat dit is gemarkeerd) en druk vervolgens op de toets Y/a om deze te selecteren.
Basisbediening en navigatie Basisnavigatie 3.2.4 Algemene bedieningspictogrammen op de werkbalk De functies van de algemene bedieningspictogrammen op de werkbalk zijn in de volgende tabel beschreven. Specifieke bedieningspictogrammen voor functies worden beschreven in de bij deze functies horende hoofdstukken. Welke bedieningspictogrammen worden weergegeven, wisselt op basis van de actieve functie of test.
Basisbediening en navigatie Schermberichten 5— Einde - hiermee verspringt de weergave naar het einde van de gegevens. De richtingstoetsen Omhoog (b) en Omlaag (d) kunnen eveneens worden gebruikt om regel voor regel door de gegevens te schuiven. Druk op een richtingstoets en houd deze ingedrukt om snel door gegevens te schuiven.
Basisbediening en navigatie Datakabelaansluiting 3.4 Datakabelaansluiting Het aansluiten van de datakabel op het diagnose-instrument en de voertuig-DLC is vereist voor de functie Scanner en voor OBD-II/EOBD-tests. Afhankelijk van het voertuig, kan alleen de meegeleverde DA-4-datakabel worden gebruikt of zijn er mogelijk optionele adapters vereist. Alle met OBD-II/EOBD compatibele voertuigen - gebruik de meegeleverde DA-4-datakabel.
Scanner Hoofdstuk 4 Dit hoofdstuk beschrijft de basiswerking van de functie Scanner. Het pictogram Scanner bevindt zich in het beginscherm. De functie Scanner van het diagnose-instrument wordt gebruikt om te communiceren met de elektronische regelsystemen van een voertuig. U kunt met deze functie diagnostische probleemcodes ophalen, PID-gegevens weergeven en diagnostische tests uitvoeren.
Scanner Schermindeling en pictogrammen op de werkbalk 3. Volg de instructies op het scherm en selecteer de juiste opties totdat het bevestigingsscherm wordt weergegeven. 4. Selecteer OK in het bevestigingsscherm om de demodatabase te laden. Er wordt een bericht van de volgende strekking weergegeven: Demo-modus: Sluit het apparaat niet aan op een voertuig.
Scanner Schermindeling en pictogrammen op de werkbalk 4.2.2 Bedieningspictogrammen voor de functie Scanner De Scanner-werkbalk bevat bedieningspictogrammen. Welke bedieningspictogrammen worden weergegeven, wisselt op basis van de actieve functie of test. Een gele rand om een pictogram (gemarkeerd) geeft aan dat het pictogram is geselecteerd. Andere bedieningspictogrammen (niet weergegeven) zijn beschreven Algemene bedieningspictogrammen op de werkbalk‚...
Scanner Gebruik van Scanner 4.3 Gebruik van Scanner 4.3.1 Voertuigidentificatie Het voertuig moet correct worden geïdentificeerd, zodat het diagnose-instrument kan communiceren en gegevens correct kan weergeven. De menu's en de navigatie variëren, afhankelijk van het voertuig. Afhankelijk van het voertuig, kan het voertuigidentificatieproces handmatige invoer van de voertuiginformatie vereisen of deze informatie automatisch invullen.
Pagina 26
Scanner Gebruik van Scanner Afbeelding 4-3 Het scherm voor voertuigbevestiging 7. Nadat het voertuig is geïdentificeerd, wordt er een menu met beschikbare systemen weergegeven. Selecteer een systeem of optie (Afbeelding 4-4). OPMERKING: Alleen systemen en opties waarvoor het voertuig ondersteuning biedt, worden opgenomen in de menulijst.
Scanner Gebruik van Scanner Afbeelding 4-5 Het hoofdmenu voor het systeem 4.3.2 Codescan Afhankelijk van het voertuig is mogelijk de optie Codescan, indien ondersteund, beschikbaar in het menu voor de systemen. Als u Codescan selecteert, wordt er een actieve scanbewerking gestart waarbij de regelmodules van het voertuig worden gescand.
Pagina 28
Scanner Gebruik van Scanner De volgende resultaten worden geleidelijk aan weergegeven wanneer de modules worden gescand: Het totale aantal gedetecteerde systemen (modules) (Afbeelding 4-6). • Afbeelding 4-6 Het totale aantal resultaten van de door Codescan geanalyseerde systemen Een lijst van alle geanalyseerde systemen met de totale aantallen storingscodes. •...
Scanner Gebruik van Scanner OPMERKING: Sommige voertuigen uit 2005 tot 2008 geven mogelijk geen algemene OBD-II-informatie weer in de Codescan-lijst. Er wordt een bericht weergegeven waarin wordt vermeld dat de OBD-II- codes en controles voor dit voertuig kunnen worden geopend met de algemene OBD-II-functie. Zie OBD-II/EOBD‚...
Scanner Gebruik van Scanner Systeemtests—stelt u in staat om specifieke subsystemen te testen. Het uitvoeren van deze • tests is vergelijkbaar met het uitvoeren van functietests. Algemene functies—hiermee krijgt u toegang tot bepaalde beschikbare algemene OBD II- • functies in een speciaal menu (alleen voertuigen van 1996 en nieuwer). In de volgende secties worden enkele menu-items uit het hoofdmenu van het systeem beschreven.
Scanner Gebruik van Scanner Het submenu bevat de volgende opties: Informatie over probleemcodes—hiermee opent u een lijst met codes in het ECM-geheugen. • Historische codes—hiermee opent u een lijst met codes waarvan de symptomen zich op het • moment niet voordoen. Historische codes duiden op een probleem dat af en toe optreedt. Mislukt bij deze ontsteking—hiermee opent u een lijst met codes die tijdens de huidige •...
Scanner Gebruik van Scanner Gegevensweergave Selecteer Gegevens om PID-gegevens uit de voertuig-ECM weer te geven. In de gegevensweergavemodus heeft het scherm een werkbalk en een hoofdgedeelte (Afbeelding 4-9). Afbeelding 4-9 Het gegevensweergavescherm De bedieningspictogrammen op de werkbalk worden beschreven in Bedieningspictogrammen voor de functie Scanner‚...
Scanner Gebruik van Scanner Onderbreken en gegevens controleren De bedieningspictogrammen op de werkbalk worden beschreven in Bedieningspictogrammen voor de functie Scanner‚ op pagina 20 en Algemene bedieningspictogrammen op de werkbalk‚ op pagina 15. 1. Selecteer tijdens het weergeven van gegevens het pictogram Onderbreken. Op de werkbalk worden de bedieningspictogrammen voor afspelen weergegeven.
Scanner Gebruik van Scanner OPMERKING: Het pictogram Sneltoets kan worden ingesteld op het uitvoeren van de functie Onderbreken/ afspelen. Zie Configureren Snelkoppelingstoets‚ op pagina 54 voor meer informatie. De gegevenslijst aanpassen Het pictogram Aangepaste gegevenslijst op de werkbalk wordt gebruikt om te bepalen welke specifieke parameters moeten worden weergegeven.
Scanner Gebruik van Scanner De PID-lijst (parameteridentificatie) is een weergave met 2 kolommen met de naam van de parameters in de linkerkolom en de huidige waarden ervan in de rechterkolom (Afbeelding 4-9). In de weergaven 1 grafiek, 2 grafieken en 4 grafieken wordt het scherm horizontaal verdeeld, zodat gegevensgrafieken voor het aangegeven aantal parameters gelijktijdig kunnen worden weergegeven (Afbeelding...
Scanner Gebruik van Scanner 3. Markeer en selecteer meer parameters die u wilt vergrendelen. Er kunnen maximaal drie parameters tegelijkertijd zijn vergrendeld. Als een parameter eenmaal is vergrendeld, blijft deze vergrendeld totdat de parameter handmatig wordt ontgrendeld of totdat de communicatie met het voertuig wordt gestopt. Afbeelding 4-12 Vergrendelde parameters OPMERKING: Als er drie parameters zijn vergrendeld, moet een ervan worden ontgrendeld voordat er een...
Pagina 37
Scanner Gebruik van Scanner Alle triggers wissen—hiermee verwijdert u alle eerder ingestelde triggerniveaus. • Als er triggers zijn ingesteld, zijn dit de menuopties: Trigger wissen—hiermee verwijdert u ingestelde triggerniveaus voor de gemarkeerde • parameter. Trigger deactiveren—hiermee deactiveert het vastleggen van gebeurtenissen. •...
Scanner Gebruik van Scanner gegevenspunten zijn die buiten uw ingestelde voorwaarden vallen, wordt het verzamelen van gegevens onderbroken en worden gegevens opgeslagen naar een bestand. OPMERKING: Er kunnen voor slechts drie parameters tegelijkertijd triggerniveaus ingesteld zijn, maar er hoeft slechts aan een van de voorwaarden te worden voldaan om een trigger in werking te stellen. Triggers activeren: 1.
Scanner Gebruik van Scanner Gegevens opslaan: Selecteer Opslaan. • Er wordt een dialoogvenster weergegeven terwijl de gegevens worden opgeslagen. De gegevens worden opgeslagen wanneer het berichtvak verdwijnt. A291683.SCM wordt opgeslagen. Opmerking: het opslaan van grote bestanden kan enkele minuten duren. Afbeelding 4-14 Het dialoogvenster Opslaan Schermen opslaan De Sneltoets kan worden geprogrammeerd voor het opslaan van een momentopname van een...
Scanner Gebruik van Scanner Als u Functietest selecteert, wordt een menu met testopties geopend die per merk, jaar en model kunnen verschillen. Als u een menuoptie selecteert, wordt de test geactiveerd of wordt een submenu met extra opties geopend. Volg alle instructies op het scherm tijdens het uitvoeren van tests.
Scanner Scanner afsluiten 4.4 Scanner afsluiten De functie Scanner blijft open zolang er een actieve communicatiekoppeling met het voertuig is. U moet deze communicatiekoppeling onderbreken om tests af te sluiten en het diagnose- instrument uit te schakelen. Er wordt een waarschuwingsbericht weergegeven als u probeert het diagnose-instrument uit te schakelen, terwijl dit met het voertuig communiceert.
OBD-II/EOBD Hoofdstuk 5 Dit hoofdstuk beschrijft de basiswerking van de functie OBD-II/EOBD. Het pictogram OBD-II/EOBD bevindt zich in het beginscherm. De functie OBD-II/EOBD biedt u toegang tot 'algemene' OBD-II/EOBD-gegevens. Algemene OBD-II/EOBD-gegevens zijn gegevens die zijn beperkt tot emissiegebonden diagnostiek, zoals: Het controleren van emissiegebonden diagnostische probleemcodes •...
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD 5.2 Het menu OBD-II/EOBD 5.2.1 OBD-statuscontrole De OBD-II-statuscontrole biedt een snelle manier om te controleren op emissiegebonden diagnostische probleemcodes en om deze te wissen en om de gereedheidscontroles voor emissietesten te controleren. U kunt het hoofdmenu Statuscontrole openen door de desbetreffende optie te selecteren (Afbeelding 5-1).
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD Codes De optie Codes geeft een lijst met huidige emissiegebonden storingscodes weer. OBD-II/EOBD-codes krijgen voorrang op basis van hun emissie-ernst. De prioriteit van de code bepaalt hoe het storingslampje (MIL) brandt en met welke procedure de code kan worden gewist. Verschillende voertuigfabrikanten hebben de beoordeling verschillend geïmplementeerd en dus zijn er verschillen tussen merken.
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD Gereedheidscontroles Deze test controleert de status van het gereedheidscontrolesysteem. Een OBD-II /EOBD- controlesysteem voert doorlopende en periodieke tests uit om de status te controleren van emissiegebonden subsystemen voor het meten van de integriteit van de elektronische bewerkingen.
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD 5.2.2 OBD-direct OBD-direct omvat de volgende menu- en submenukeuzen: OBD-diagnose • Communicatie starten - hiermee start u een testsessie – Connectorinformatie - hiermee haalt u DLC-locatiegegevens op – Handmatige protocolselectie - hiermee geeft u keuzemogelijkheden voor het –...
Pagina 47
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD Het informatiescherm toont hoeveel controlemodules er zijn gedetecteerd, welke ECM communiceert en welk communicatieprotocol wordt gebruikt. 3. Selecteer Doorgaan. Het menu Service selecteren met beschikbare tests wordt geopend: Gereedheidscontroles‚ op pagina 44 – Status storingslampje‚ op pagina 44 –...
Pagina 48
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD Gereedheidscontroles Gebruik deze menuoptie om de gereedheid van het controlesysteem te controleren. Bij niet- ondersteunde controles wordt de tekst Niet ondersteund weergegeven. Schuif, indien nodig, door de lijst om alle controles weer te geven (Afbeelding 5-5). Als u Gereedheidscontroles selecteert, wordt er een submenu met twee keuzemogelijkheden weergegeven: Uitgevoerde controles gewiste stortingscode—hiermee wordt de status weergegeven van •...
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD ($01) Huidige gegevens weergeven Gebruik deze test om seriële gegevens weer te geven die worden verzonden door de EMC van het voertuig. Het hoofdgedeelte van het scherm bestaat uit twee kolommen: de linkerkolom bevat een beschrijving van de parameter en de rechterkolom bevat de parameterwaarde of -status. De weergaveopties en bewerkingen zijn hetzelfde als bij de functie Scanner, zie Gegevensweergave‚...
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD Emissiegebonden gegevens wissen: 1. Selecteer Emissiegebonden gegevens wissen in het menu. Er wordt een bevestigingsbericht weergegeven om het verlies van mogelijke essentiële gegevens te voorkomen (Afbeelding 5-8). Afbeelding 5-8 Voorbeeld van het bevestigingsbericht voor het wissen van codes 2.
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD ($07) Tijdens laatste rit gedetecteerde storingscodes Deze test opent een record met storingscodes die zijn opgetreden tijdens de laatste voltooide rijcyclus. Selecteer dit item om de storingscodelijst te openen. ($08) Controleaanvraag van boordsysteem Deze service schakelt de bi-directionele besturing van de ECM in. Deze service stelt het diagnose- instrument in staat om de werking van een boordsysteem, -test of -component te besturen.
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD 3. Selecteer een model in de lijst. Als er een kabeladapter is vereist, wordt weergegeven welke het betreft en hoe deze moet worden aangesloten. 4. Selecteer Doorgaan. Er wordt informatie weergegeven over waar de diagnostische connector van het voertuig zich bevindt.
Pagina 53
OBD-II/EOBD Het menu OBD-II/EOBD Selecteer Handmatige protocolselectie om een menu met opties te openen (Afbeelding 5-9). Afbeelding 5-9 Handmatige protocolselectie Selecteer het pictogram Terug of druk op de toets N/X om terug te keren naar het hoofdmenu voor OBD-II/EOBD.
Vorige voertuigen en Hoofdstuk 6 gegevens Dit hoofdstuk beschrijft de basiswerking van de functie Vorige voertuigen en gegevens. Het pictogram Vorige voertuigen en gegevens bevindt zich in het beginscherm. Deze functie stelt u in staat om onlangs geteste voertuigen te selecteren en om opgeslagen gegevensbestanden te openen.
Vorige voertuigen en gegevens Het menu Vorige voertuigen en gegevens 6.1.2 Opgeslagen gegevens weergeven Als u de menuoptie Opgeslagen gegevens weergeven selecteert, wordt er een lijst met alle opgeslagen gegevensbestanden (videobestanden) en schermafbeeldingen opgeslagen in het geheugen. Opgeslagen bestanden worden weergegeven in chronologische volgorde op basis van de datum en de tijd waarop ze zijn gemaakt.
Vorige voertuigen en gegevens Het menu Vorige voertuigen en gegevens 6.1.3 Opgeslagen gegevens verwijderen Deze menuoptie wordt gebruikt om opgeslagen bestanden definitief uit het geheugen te verwijderen. Een opgeslagen bestand verwijderen: 1. Selecteer Vorige voertuigen en gegevens in het beginscherm. 2.
Tools (Extra) Hoofdstuk 7 Dit hoofdstuk beschrijft de basiswerking van de functie Tools (Extra). Het pictogram Tools (Extra) bevindt zich in het beginscherm. Deze functie stelt u in staat om de instellingen van het diagnose-instrument te configureren op basis van uw voorkeuren. 7.1 Menu Tools (Extra) Het menu Tools (Extra) bevat de volgende opties: Aansluiten op...
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) 7.1.1 Aansluiten op pc Aansluiten op pc biedt u de mogelijkheid om uw diagnose-instrument via een Mini-b-USB-kabel op uw pc aan te sluiten. Met de ShopStream Connect™-pc-software kunt u bestanden overbrengen, software-updates downloaden, gegevensbestanden opslaan op uw pc en meer. Het diagnose-instrument op een pc aansluiten: 1.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) 7.1.3 Systeeminformatie Systeeminformatie geeft belangrijke systeeminformatie weer, zoals: Patentinformatie • Softwareversienummers • Het serienummer van het diagnose-instrument • Systeeminformatie 02/1/2018 11:01AM ETHOSEDGE Bundel: 18.2 Version: 1.3.0.14300 Afbeelding 7-2 Systeeminformatie Het scherm Systeeminformatie weergeven: 1. Selecteer Tools (Extra) in het beginscherm om het menu te openen. 2.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Systeeminstellingen Als u Systeeminstellingen selecteert, wordt een menu met twee opties geopend: Weergave en Datum en tijd. Als u een van deze opties selecteert, wordt er een aanvullend menu geopend dat de volgende opties bevat: Het submenu bevat de volgende opties: Helderheid‚...
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Helderheid Als u deze optie selecteert, wordt het scherm met de helderheidsinstelling geopend. U kunt hiermee de achtergrondverlichting van het scherm aanpassen Afbeelding 7-3. Afbeelding 7-3 De instelling Helderheid Telkens als er op de pictogrammen Plus en Min of op de pijl-omhoog (b) en de pijl-omlaag (d) wordt gedrukt, wijzigt de achtergrondverlichting en wordt deze respectievelijk stapsgewijs feller of minder vel.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Kleurthema Deze optie stelt u in staat om te kiezen tussen een witte en een zwarte achtergrond voor het scherm. De zwarte achtergrond kan voordelig zijn wanneer er bij gebrekkige lichtomstandigheden wordt gewerkt. Als u deze optie selecteert, wordt een menu met twee keuzen geopend: Dagthema (witte achtergrond) en Nachtthema (zwarte achtergrond).
Pagina 63
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Lettertype Deze optie stelt u in staat om te kiezen tussen een standaard of een vet lettertype voor het scherm. Het vette lettertype maakt tekst op het scherm beter leesbaar in omstandigheden waarin er sprake is van gebrekkige verlichting of fel zonlicht. Afbeelding 7-5 Het vette type op een zwarte achtergrond Als u deze optie selecteert, wordt een menu met twee keuzen geopend: Normaal lettertype en Vet lettertype.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Aanraakschermkalibratie Door het aanraakscherm te kalibreren, blijft de schermweergave nauwkeurig. BELANGRIJK: U moet de kalibratiesequentie van het aanraakscherm te allen tijde voltooien als deze eenmaal is begonnen om ernstige schade aan het diagnose-instrument te voorkomen. Schakel het diagnose-instrument nooit uit tijdens het kalibratieproces voor het scherm.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Tijdzone Met deze optie opent u een menu met tijdzone-instellingen. Blader om uw lokale tijdzone te markeren en selecteer deze. Nadat een tijdzone is geselecteerd, keert u terug naar het menu Instellingen. BELANGRIJK: Er wordt kortstondig een melding weergegeven dat opgeslagen bestanden mogelijk worden overschreven wanneer er een optie wordt geselecteerd waarmee de interne klokinstelling kan worden gewijzigd (Afbeelding...
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) 4. Selecteer het pictogram Omhoog (+) op het scherm of druk op de toets Omhoog (b) om de waarde in het gemarkeerde veld stapsgewijs te verhogen. Selecteer het pictogram Omlaag (-) op het scherm of druk op de toets Omlaag (b) om de waarde in het gemarkeerde veld stapsgewijs te verlagen.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) WiFi configureren - werking, setup en testen Het diagnose apparaat heeft de mogelijkheid om verbinding te maken met een Wi-Fi netwerk. Deze verbinding is echter uitsluitend bedoeld voor onze netwerkdienst. Een Wi-Fi verbinding is nodig om programma-aanpassingen en berichten te kunnen ontvangen. De volgende pictogrammen en indicators voor WiFi worden gebruikt tijdens het configureren, testen en gebruik.
Pagina 68
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Verbinden met een WiFi-netwerk 1. Ga in het Home-scherm naar Extra > Instellingen > WiFi configureren. De WiFi-netwerken die binnen bereik zijn, worden weergegeven. 2. Selecteer het gewenste netwerk. Gebruik de bladerfunctie om alle actieve verbindingen weer te geven (Afbeelding 7-10).
Pagina 69
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Verbindingen testen Als er problemen zijn met de netwerkverbinding, kunt u een automatisch testfunctie gebruiken waarmee u snel de netwerkverbinding test. 1. Voordat u deze automatische test start, moet u de diagnosetool UIT en weer AAN zetten. Hiermee worden eventuele vorige testberichten uit het geheugen verwijderd.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Afbeelding 7-12 Verbindingstesten 1— Verbindingstesten 2— Pictogram voor Samenvatting bekijken 4. Bij verbindingsproblemen selecteert u Samenvatting bekijken om de resultaten te bekijken. De samenvatting is handig bij problemen met de verbinding (Afbeelding 7-13). Blader door de samenvatting om de testresultaten van elk systeem en de Tip-meldingen van het actuele verbindingsprobleem te bekijken.
Snap-on Incorporated is niet verantwoordelijk voor kosten gemaakt voor eventuele extra apparatuur, arbeid of advies, of welke andere kosten dan ook gemaakt voor het oplossen van verbindingsproblemen met dit apparaat.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Wissen van WiFi-netwerken 1. Selecteer het WiFi-netwerk waarmee u een verbinding wilt maken in de lijst met opgeslagen netwerken in het WiFi-configuratiemenu. De pagina WiFi-samenvatting wordt weergegeven. 2. Selecteer VERGETEN Het WiFi-configuratiemenu wordt weergegeven. 3. Herhaal stap (1) en (2) voor ALLE opgeslagen WiFi-netwerken. 4.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Verbindingstesten - probleemoplossing Mogelijke oorzaak Test mislukt Mogelijke oplossing / controles (weergegeven Tip- melding*) WiFi-radio reageert niet en/ of gaat niet UIT WiFi-radio reageert niet Hardware Vraag Customer Support om hulp. Ontbrekend(e) of corrupt(e) firmwarebestanden Controleer de sterkte van het WiFi-signaal - buiten bereik of interferentie.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Scanner configureren Deze optie stelt u in staat om de scannerweergave te wijzigen en om schalen in en uit te schakelen. Schalen zijn de graduaties en waarden die worden weergegeven op de horizontale as onderaan de parametergrafieken.
Tools (Extra) Menu Tools (Extra) Eenheden configureren Als u deze optie selecteert, wordt een dialoogvenster geopend waarmee u kunt kiezen tussen Amerikaanse en metrische eenheden voor temperatuur, rijsnelheid, luchtdruk en andere eenheden. Afbeelding 7-15 Het menu Eenheden configureren De instelling van eenheden wijzigen: 1.
Onderhoud Hoofdstuk 8 In dit hoofdstuk worden de basisprocedures beschreven voor het reinigen en vervangen van de accu voor uw diagnose-instrument. 8.1 Het diagnose-instrument reinigen en inspecteren Voer periodiek de volgende taken uit om ervoor te zorgen dat uw diagnose-instrument in een goede staat van werking blijft: Controleer voor en na het gebruik de behuizing, de kabels en de connectors op vuil en •...
Onderhoud Accupackonderhoud WAARSCHUWING Risico op explosie. • Gebruik alleen de juiste fabrieksaccupack. Vervanging door een verkeerd model of knoeien met de accupack kan tot een explosie leiden. Explosies kunnen leiden tot de dood of tot ernstige letsel. 8.2.1 Veiligheidsrichtlijnen voor de accupack BELANGRIJK: De accupack bevat geen componenten die door de gebruiker moeten worden onderhouden.
Als de accupack geen lading meer vasthoudt, neemt u contact met uw verkoper op om een nieuwe te bestellen. BELANGRIJK: Vervang de accupacks alleen door originele Snap-on-vervangingsonderdelen. De accupack verwijderen: 1. Maak de bout van de accuklep los, zodat deze loskomt van de behuizing.
Onderhoud Accupackonderhoud 8.2.3 Weggooien van de accupack Gooi een accupack altijd weg in overeenstemming met de plaatselijke wetgeving. Deze kan per land en regio verschillen. De accupack is geen gevaarlijk afval, maar bevat materiaal dat in aanmerking komt voor recycling. Als verzending vereist is, verzendt u de accupack naar een recyclingcentrum, in overeenstemming met plaatselijke, nationale en internationale wetgeving.