Disclaimer De informatie, specificaties en illustraties in deze handleiding zijn gebaseerd op de laatst beschikbare informatie tijdens het drukken. Snap-on behoudt zich het recht voor op elk moment wijzigingen aan te brengen zonder voorafgaande kennisgeving. Bezoek onze website op: http://diagnostics.snapon.com (Noord-Amerika) http://www1.snapon.com/diagnostics (Europa)
Veiligheidsinformatie Voor uw eigen veiligheid en de veiligheid van anderen, en om schade te voorkomen aan de uitrusting en de auto's waarop deze wordt gebruikt, is het van belang dat alle personen die de uitrusting bedienen of ermee in contact komen het bijgevoegde veiligheidshandboek — Diagnostic Safety Manual (Noord-Amerika) Veiligheidsmaatregelenboek (Europa) —...
Veiligheidsinformatie Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot de dood of ernstig letsel van de gebruiker of omstanders. Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, als deze niet wordt vermeden, kan leiden tot minder ernstig letsel van de gebruiker of omstanders.
Over deze handleiding Hoofdstuk 1 Deze handleiding bevat instructies voor het gebruik van het apparaat. Sommige afbeeldingen in deze handleiding kunnen modules en optionele apparatuur bevatten die zich niet op uw systeem bevinden. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie over andere modules en optionele apparatuur.
Hoofdstuk 1 Over deze handleiding 1.1.3 Terminologie 'Selecteren' betekent dat u een knop of menu-item markeert met het thumbpad en de selectie bevestigt met de knop Y/a. Voorbeeld: Selecteer RESETTEN. • Dit is een verkorte beschrijving van de volgende procedure: 1.
Andere handleidingen 1.2 Andere handleidingen Voor hulpmiddelen die kunnen worden gebruikt in combinatie met verschillende hardware- en softwaremodules zijn gebruikershandleidingen beschikbaar voor elk van die modules. 1.3 Help Uw eenheid bevat Help met verwijzingen en proceduregegevens die u in deze en andere gebruikershandleidingen vindt.
Inleiding Hoofdstuk 2 De Scanner™ Plug-in (Afbeelding 2-1) biedt directe communicatiekoppeling met de elektronische controlemodules (ECM's, Electronic Control Modules) op een voertuig en voert alle standaardfuncties van een scanner uit. Afbeelding 2-1 MODIS™ Scanner™ Plug-in De Scanner™ Plug-in biedt uitgebreide voertuigspecifieke DTC's (Diagnostic Trouble Codes, diagnostische codes voor problemen), functietests en informatie over het oplossen van problemen met de motor, transmissie, ABS (Antilock Brake System) en airbags.
Hoofdstuk 2 Inleiding Past in de Scanner™ Plug-in-connector binnen in de MODIS™-eenheid. 3— Scanner™ Plug-in sleuf 2.2 Technische specificaties Afmetingen: Hoogte: 22 mm Breedte: 75 mm Diepte: 153 mm Gewicht: 275 g Bedrijfstemperatuurbereik (omgeving): Bij 0 tot 90% relatieve luchtvochtigheid (niet-condenserend) 0 to 40°C Opslagtemperatuur (omgeving): Bij 0 tot 70% relatieve luchtvochtigheid (niet-condenserend)
Voeding 2.4 Voeding De MODIS™-eenheid kan worden gevoed via twee bronnen tijdens het testen met de Scanner™ Plug-in: • Voertuigspanning Via de accu • We raden u aan tijdens het testen de oplaadbare nikkelhydride accu te gebruiken als back-upvoeding. Zie de Gebruikershandleiding MODIS™ Display voor meer informatie.
Aan de slag Hoofdstuk 3 Aan de hand van de volgende stappen kunt u aan de slag met de scanner-plugin: 1. Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met de bedieningselementen en aansluitingen van de MODIS™-eenheid. 2. Voorzie de scanner van voeding. 3.
Hoofdstuk 3 Aan de slag Afbeelding 3-2 Selectie van OBD-trainingsmodus 4. Markeer Communicatie starten in het OBD-hoofdmenu en druk op Y/a om de optie te selecteren. 5. Druk op Y/a wanneer het bericht verschijnt dat er verbinding met het voertuig is. 6.
Aansluiten op een computer Voor voertuigen die geen voeding leveren via de diagnoseconnector moet u de extra voedingskabels gebruiken die bij de MODIS™-eenheid worden geleverd. Voor voertuigen die geen voeding leveren via de diagnoseconnector moet u de optionele extra voedingskabels gebruiken. OPMERKING: Steek de kabel van de sigarettenaansteker niet in de ingang voor de DC-voedingsadapter aan de bovenkant van de eenheid.
Navigatie Hoofdstuk 4 In dit hoofdstuk vindt u informatie over het navigeren in de MODIS™ Scanner™-plugin- software. Zie voor informatie over algemene navigatie in MODIS™ de Gebruikershandleiding MODIS™ Display. 4.1 Schermindeling Een Scanner-scherm bestaat gewoonlijk uit een bovenste werkbalk, het hoofdgedeelte en LED-indicators (Afbeelding 4-1).
Pagina 20
Hoofdstuk 4 Navigatie Afbeelding 4-3 De bovenste werkbalk in de grafische weergave Tabel 4-1 Bedieningselementen bovenste werkbalk NAAM KNOP OMSCHRIJVING Hiermee wijzigt u de manier waarop de gegevens worden Bekijken weergegeven. Hiermee wordt het verzamelen van gegevens stopgezet en kunt Pauzeren u de in de buffer opgeslagen gegevens bekijken.
Pagina 21
Schermindeling Afbeelding 4-4 Actief Scanner-scherm Als u in de bovenste werkbalk een andere knop selecteert met behulp van de pijl naar links e en de pijl naar rechts c in de tekstweergave, wordt de achtergrond van het hoofdgedeelte grijs, wat aangeeft dat het scherm niet actief is (Afbeelding 4-5). Zie “Voertuigcommunicatie beëindigen”...
Hoofdstuk 4 Navigatie U sluit de scannermodus als volgt af vanuit tekstweergaveschermen: 1. Gebruik de pijl naar rechts c en de pijl naar links e om de markering van de knop Scanner te verplaatsen. 2. Druk op N/X. U gaat terug naar het hoofdmenu. U sluit de scannermodus als volgt af vanuit schermen met PID-lijsten of een grafische weergave: Druk op N/X totdat u terug bent in het hoofdmenu.
Onderdelen selecteren 4.1.3 LED-indicators Onder aan het scherm worden vier LED-indicators (Afbeelding 4-7) weergegeven die bepaalde bedrijfscondities van de motor aangeven. Deze kunnen per fabrikant verschillen. Afbeelding 4-7 De LED's op de scanner 4.2 Onderdelen selecteren Aan de hand van de volgende procedures kunt u navigeren en selecties maken. U selecteert onderdelen als volgt: 1.
Bediening Hoofdstuk 5 Belangrijke mededeling We hebben de functionaliteit en weergave van onze draagbare diagnoseapparatuur verbeterd door de grafische gebruikersinterface van de Scanner aan te passen. De meeste aanpassingen zijn niet van invloed op de navigatie van de apparatuur. Om eventuele verwarring te voorkomen, willen we u desondanks wijzen op het volgende: De Scanner heeft geen menu [Exit] meer.
Pagina 26
Hoofdstuk 5 Bediening • Eerdere voertuigen: voertuigen die onlangs zijn getest Algemene OBDII: voor OBD-II/EOBD-voertuigen • OBD-checkup: voor OBD-II/EOBD-voertuigen • Een alfabetische lijst met fabrikanten • Eerdere voertuigen is een snelkoppeling naar een lijst van voertuigen die onlangs zijn getest. Selecteer deze optie om de scanner te configureren voor een van de voertuigen in de lijst.
Een voertuig identificeren Afbeelding 5-2 Een bevestigingsscherm 3. Druk op Y/a om verder te gaan. 5.2 Een voertuig identificeren Nadat u de fabrikant hebt geselecteerd, kunt u aangeven welk specifiek voertuig u wilt testen. OPMERKING: De exacte procedure is afhankelijk van de fabrikant. Volg de aanwijzingen op het scherm om deze procedure uit te voeren.
Hoofdstuk 5 Bediening Wanneer de voertuigidentificatie is voltooid, verschijnt het menu Systeem selecteren (Afbeelding 5-4). 5.3 Een systeem selecteren U moet het voertuigcontrolesysteem selecteren dat u wilt testen (Afbeelding 5-4). Afbeelding 5-4 Het menu voor systeemselectie U selecteert een systeem als volgt: 1.
Selecteren in het hoofdmenu van het systeem 5.5 Selecteren in het hoofdmenu van het systeem Afhankelijk van het voertuig kunnen diverse opties beschikbaar zijn in het hoofdmenu van het systeem (Afbeelding 5-6). Afbeelding 5-6 Het hoofdmenu van het systeem 5.6 Scannerfuncties gebruiken De opties in het hoofdmenu van het systeem verschillen per merk en model.
Hoofdstuk 5 Bediening 5.6.1 Gegevensweergave Het selecteren van Gegevensweergave in het hoofdmenu van het systeem leidt tot een van de volgende resultaten: • Er wordt een submenu weergegeven met opties voor gegevensweergave. • Er worden voertuiggegevens weergegeven. Als voor het geïdentificeerde voertuig meer dan één modus voor gegevensweergave beschikbaar is, wordt een submenu weergegeven (Afbeelding 5-7).
Scannerfuncties gebruiken Een gegevensframe vasthouden U kunt één gegevensframe 'vasthouden' dat één gegevenstransmissiecyclus is van de gegevensstroom van de voertuigregelmodule. Als een frame wordt vastgehouden, worden alle gegevens vergrendeld bij de laatste meting voordat op Y/a is gedrukt. Gegevens die in het scannergeheugen worden vastgehouden, kunnen worden afgedrukt via Gegevens afdrukken in het menu Einde.
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-10 Het menu Einde Het menu Einde kan de opties bevatten die in de volgende paragrafen worden besproken: • “Hervatten” op pagina 26 • “Aangepaste gegevenslijst” op pagina 26 “Gegevens afdrukken” op pagina 27 • “LED-menu” op pagina 28 •...
Scannerfuncties gebruiken OPMERKING: De menuopties voor gegevensweergave verschillen per fabrikant. 2. Selecteer Aangepaste gegevenslijst. Het scherm Gegevensmenu wordt weergegeven. Een sterretje (*) naast de parameternaam geeft aan dat deze is geselecteerd voor weergave (Afbeelding 5-11). Afbeelding 5-11 Het scherm Gegevensmenu 3.
Pagina 34
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-12 Bericht dat printer niet kan worden geïnitialiseerd U drukt gegevens als volgt af: 1. Controleer of de afdrukopties goed zijn ingesteld. Zie de Gebruikershandleiding MODIS™ Display voor meer informatie. 2. Selecteer Scherm afdrukken of Frame afdrukken. Hierdoor wordt het afdrukken gestart (Afbeelding 5-13).
Scannerfuncties gebruiken Afbeelding 5-14 Het LED-menu U wijzigt LED-toewijzingen als volgt: 1. Ga met de cursor naar de LED waaraan een functie moet worden toegewezen. 2. Druk op de pijl omhoog b of de pijl omlaag d om de instelling te wijzigen (Afbeelding 5-15).
Pagina 36
Hoofdstuk 5 Bediening Wanneer de gegevenslijst wordt afgesloten, worden de vastgehouden regels doorgaans automatisch vrijgegeven. Algemene regels: De regels die hier worden bedoeld, zijn de regels van de gegevenslijst en niet de regel met de titel van de softwaredatabase. Afbeelding 5-16 Het gegevenslijstscherm 1—...
Pagina 37
Scannerfuncties gebruiken U kunt gegevensregels als volgt vasthouden en vrijgeven: 1. Schuif de gewenste gegevens naar regel 2 (Afbeelding 5-17). Afbeelding 5-17 Gegevens in positie geschoven op regel 2 2. Druk op N/X om het menu Einde te openen (Afbeelding 5-18). Afbeelding 5-18 Het menu Einde zonder vaste gegevensregels 3.
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-19 Het menu Einde met een vaste regel 2 5. Selecteer Regel 2 vrijgeven of Regel 3 vasthouden. 5.6.2 Code-menu Selecteer Code-menu in het hoofdmenu van het systeem om een lijst weer te geven van opties voor diagnostische storingscodes (DTC) (Afbeelding 5-20). De volgende opties kunnen worden geselecteerd: Storingscodes •...
Scannerfuncties gebruiken Afbeelding 5-21 Een menuscherm met storingscodes Codes wissen Selecteer Codes wissen om alle storingscodes te wissen die in de geselecteerde controlemodule van het voertuig zijn opgeslagen. Na het wissen wordt een bevestigingsbericht getoond. Enkelbeeld/Foutrecords Met de optie Enkelbeeld/Foutrecords kunt u emissie-gerelateerde storingscodes weergeven die ertoe hebben geleid dat de storingslamp (MIL) is aangegaan, en parametergegevens die op het moment van de storingscode zijn opgenomen.
Hoofdstuk 5 Bediening 3. Druk één keer op N/X om het menu Einde te openen. 4. Druk twee keer op N/X om terug te gaan naar het Code-menu. Status storingscode Met de optie Status storingscode kunt u de status van elke beschikbare storingscode weergeven.
Scannerfuncties gebruiken • Wisseltests: Een component zoals een magneetklep, een relais of een schakelaar, laten schakelen tussen twee bedrijfstoestanden. De termen 'aan/uit', 'open/gesl' (open/ gesloten)', 'insch/uitsch' (inschakelen/uitschakelen) en andere kunnen worden gebruikt om de verschillende toestanden aan te geven. • Controletests variabelen: deze geven een bepaalde waarde op voor een systeem of een component, zoals het variëren van de vonktiming in stappen van 1°...
Pagina 42
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-25 Het hoofdmenu Legacy software 3. Druk wanneer u wordt gevraagd de selectie te bevestigen op Y/a. U beëindigt de communicatie met de database van Europese voertuigen uit 2003 en eerder als volgt: 1. Druk op N/X totdat u bij het hoofdmenu komt. 2.
Gegevens grafisch weergeven 5.6.5 De scannermodus afsluiten Sluit de scannermodus altijd af voordat u het systeem uitschakelt. De manier waarop het afsluiten van de scannermodus verloopt, is afhankelijk van de geselecteerde weergaveoptie. BELANGRIJK: Het afsluiten van de scannermodus wil niet automatisch zeggen dat de communicatie met een voertuig veilig is beëindigd.
Pagina 44
Hoofdstuk 5 Bediening U wijzigt de schermweergave als volgt: 1. Selecteer de knop BEKIJKEN. Het vervolgkeuzemenu wordt weergegeven (Afbeelding 5-27). 2. Selecteer een optie in het menu. Het scherm wordt gewijzigd in de geselecteerde weergave. PID-lijstweergave In de PID-lijstweergave worden alle parameters in tabelindeling weergegeven. Op één scherm kunnen maximaal zestien parameters worden weergegeven (Afbeelding 5-28), afhankelijk van de instelling voor in- en uitzoomen.
Gegevens grafisch weergeven PID's weergeven U kunt verzamelde PID-gegevens weergeven door het scherm te pauzeren (Afbeelding 5-30). Wanneer de gegevensverzameling is onderbroken, kunt u alle gegevens weergeven die in de buffer aanwezig zijn. Afbeelding 5-30 Een gepauzeerde bovenste werkbalk in de PID-lijstweergave 1—...
Hoofdstuk 5 Bediening • Z-A: in alfabetisch aflopende volgorde U sorteert de PID-lijst als volgt: 1. Selecteer de knop Sorteren op de bovenste werkbalk. 2. Markeer een optie in het vervolgkeuzemenu. Afbeelding 5-31 Het sorteervervolgkeuzemenu 3. Druk op Y/a om de lijst te sorteren. OPMERKING: PID's die zijn vergrendeld, worden ontgrendeld als er een selectie wordt gemaakt via de knop Sorteren.
Gegevens grafisch weergeven Afbeelding 5-33 Voorbeeld van vergrendelde PID's 4. Herhaal de bovengenoemde stappen om meerdere parameters te vergrendelen. 5. Druk op N/X om terug te gaan naar de bovenste werkbalk. U ontgrendelt parameters als volgt: 1. Selecteer een vergrendelde parameter en selecteer Ontgrendelen in het parametermenu. Het vergrendelsymbool verdwijnt en de parameter kan weer worden verschoven.
Pagina 48
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-35 Het grafische scherm 1— Maximumwaarde van opgenomen gegevens 2— Huidige waarde 3— Minimumwaarde van opgenomen gegevens Menu Parameter Als u gegevens bekijkt in de grafische weergavemodus, biedt de scanner een parametermenu (Afbeelding 5-36) met de onderstaande opties. Vergrendelen: hiermee kunt u een parameter op zijn plaats vergrendelen om de •...
Pagina 49
Gegevens grafisch weergeven Afbeelding 5-36 Het parametermenu 3. Selecteer Vergrendelen. Er wordt een slotpictogram weergegeven(Afbeelding 5-37). De vergrendelde grafiek wordt niet verplaatst als u de overige grafieken doorloopt. Afbeelding 5-37 Slotpictogram dat aangeeft dat een parameter vergrendeld is 4. Verschuif andere parameters om metingen te kunnen vergelijken. U ontgrendelt een parameter als volgt: 1.
Pagina 50
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-39 Het parametermenu 2. Selecteer Alle ontgrendelen. Alle slotpictogrammen verdwijnen. U kunt opnieuw door alle parameters schuiven. U schaalt een parameter als volgt: 1. Selecteer een parameter. Het parametermenu wordt weergegeven (Afbeelding 5-40). Afbeelding 5-40 Het parametermenu 2.
Pagina 51
Gegevens grafisch weergeven 8. Druk op N/X om het handmatig aanpassen van de schaal af te sluiten. De bovenkant en onderkant van de grafiek worden afgekapt, zodat alleen het deel dat tussen de geselecteerde minimum- en maximumwaarden ligt, wordt weergegeven. U past de schaal van alle parameters als volgt aan: 1.
Pagina 52
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-44 Ingestelde triggerniveaus 1— Bovenste triggerniveau 2— Onderste triggerniveau 4. Stel het onderste triggerniveau in met de pijl omhoog b en de pijl omlaag d en druk op Y/ Het gebied tussen de twee triggerniveaus bepaalt de triggervoorwaarde. Elk gegevenspunt dat buiten de ingestelde voorwaarde valt, triggert de bevriezing van de grafische weergave op het scherm.
Pagina 53
Gegevens grafisch weergeven Als de gegevensverzameling gereed is, stopt de grafische weergave automatisch en verandert er het volgende op het scherm (Afbeelding 5-47): Afbeelding 5-47 PID-triggervoorwaarden waaraan is voldaan • De knop Pauzeren op de bovenste werkbalk verandert in de knop Afspelen. •...
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-48 Het parametermenu 2. Selecteer een optie bij Wissen. – Triggerniveaus wissen: hiermee verwijdert u de triggerinstellingen van de geselecteerde parameter. – Alle triggerniveaus wissen: hiermee verwijdert u de triggerinstellingen van alle parameters met triggerinstellingen. U deactiveert PID-triggers als volgt: Selecteer in de bovenste werkbalk SNAPSHOT >...
Gegevens grafisch weergeven U geeft gegevens in de pauzestand als volgt weer: 1. Selecteer de knop Bekijken. De kleur van de knop Bekijken verandert, om aan te geven dat de knop is geselecteerd (Afbeelding 5-51). Afbeelding 5-51 De knop Bekijken is actief 2.
Hoofdstuk 5 Bediening • Standaard: in de volgorde van verzending door de elektronische regelmodule (ECM) A-Z: in alfabetisch oplopende volgorde • Z-A: in alfabetisch aflopende volgorde • U sorteert de PID-lijst als volgt: 1. Selecteer de knop Sorteren op de bovenste werkbalk. 2.
Opgenomen gegevens opslaan Er worden cursorlijnen weergegeven op de bevroren gegevens (Afbeelding 5-54). De waarde waar de cursorlijn de bevroren gegevens doorsnijdt, wordt boven de cursorlijn weergegeven. 3. Met de pijl naar links e en de pijl naar rechts c kunt u de cursor verplaatsen. 4.
Pagina 58
Hoofdstuk 5 Bediening • Afbeelding opslaan: Hiermee kunt u één scherm als afbeelding vastleggen. Afbeeldingen kunnen worden geopend met algemene computerprogramma's zoals Microsoft Paint. U slaat een frame als volgt op: 1. Selecteer de knop Opslaan op de werkbalk. Het vervolgkeuzemenu wordt weergegeven (Afbeelding 5-57). Afbeelding 5-57 Menu van de knop Opslaan 2.
Pagina 59
Opgenomen gegevens opslaan Afbeelding 5-59 Voorbeeld van een lijst van opgeslagen gegevens OPMERKING: Framebestanden worden opgeslagen met de bestandssoortaanduiding SC(S). U slaat een film als volgt op: 1. Selecteer de knop Opslaan op de werkbalk. Het vervolgkeuzemenu wordt weergegeven (Afbeelding 5-57). 2.
Hoofdstuk 5 Bediening U bekijkt een bitmapbestand als volgt: 1. Selecteer in het hoofdmenu de knop Bestandsbeheer. 2. Selecteer de optie Gegevensbeheer (Afbeelding 5-3). 3. Er verschijnt een lijst van alle opgeslagen bestanden. 4. Selecteer het bestand dat u wilt bekijken. OPMERKING: Afbeeldingen worden opgeslagen met de bestandsoortaanduiding BMP of JPG.
Opgeslagen gegevens bekijken 7— Knop VERPLAATSEN Hiermee kunt u geselecteerde bestanden van de ene CF-sleuf naar de andere verplaatsen. 8— Knop ALLES SELECTEREN Hiermee selecteert u alle bestanden. 9— Geheugenindicator Hiermee geeft u de beschikbare hoeveelheid CF-kaartgeheugen weer. 10—Knop SETUP Hiermee kunt u de plaats instellen waar bestanden moeten worden opgeslagen.
Hoofdstuk 5 Bediening U laadt gegevens als volgt: 1. Selecteer Bestandsbeheer > Gegevensbeheer. Het scherm Gegevensbeheer wordt weergegeven. 2. Selecteer een bestand in de lijst. 3. Selecteer LADEN op de bovenste werkbalk. U sluit het geladen scherm als volgt af: 1.
Opgeslagen gegevens bekijken Afbeelding 5-62 Weergaveopties voor opgeslagen gegevens U bekijkt gegevensbestanden als volgt: 1. Selecteer de knop BEKIJKEN. 2. Gebruik de pijlen op het thumbpad om door de gegevens te schuiven. a. Met de pijl omhoog b schuift u één frame verder. b.
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-63 Voorbeeld van een bericht voor bestandsverwijdering 4. Druk op Y/a om de gegevens permanent uit het geheugen te verwijderen of op N/X om de gegevens te behouden en het dialoogvenster te sluiten. Na verwerking van uw verzoek tot verwijderen keert u terug naar het scherm Gegevensbeheer.
Opgeslagen gegevens bekijken U keert terug naar het scherm Gegevensbeheer. OPMERKING: Bestanden die door de fabrikant zijn geïnstalleerd kunnen niet worden verwijderd, gekopieerd of verplaatst. 5.9.7 Alle bestanden selecteren Met ALLES SELECTEREN kunt u alle bestanden op het scherm markeren, zodat u deze kunt verwijderen, kopiëren of verplaatsen (Afbeelding 5-65).
Hoofdstuk 5 Bediening Afbeelding 5-67 CF-sleufindicator aangevinkt 5.10 Knop Afdrukken Met de knop AFDRUKKEN kunt u het weergegeven scherm afdrukken. De volgende afdrukopties kunnen beschikbaar zijn: • Volledig scherm—hiermee stuurt u de inhoud van het gegevensscherm dat als laatste is weergegeven naar een printer.
Knop Tools 5.11.1 Instellingen Met Instellingen wordt het dialoogvenster Scannereenheden geopend. Scannereenheden wordt gebruikt om de maateenheden voor bepaalde parameters te wijzigen. U hebt de keuze tussen Amerikaanse of metrische maateenheden voor de beschikbare gegevensparameters. Alle maateenheden keren terug naar de standaardwaarden wanneer de interne batterijen worden verwijderd of een andere softwaredatabase wordt geselecteerd.
Onderhoud Hoofdstuk 6 In dit hoofdstuk worden mogelijke onderhoudsproblemen voor de Scanner™ Plug-in behandeld. 6.1 Het verwijderen van de Scanner™ Plug-in Uw MODIS™-eenheid wordt geleverd met geïnstalleerde Scanner™ Plug-in. U hoeft de Scanner™ Plug-in alleen te verwijderen als deze moet worden vervangen. U kunt de Scanner™...
Hoofdstuk 6 Onderhoud 6.2 Het installeren van de Scanner™ Plug-in U hoeft de Scanner™ Plug-in alleen te installeren als u een verouderde Scanner™ Plug-in hebt verwijderd om deze te vervangen. U kunt de Scanner™ Plug-in als volgt installeren: 1. Controleer of de MODIS™-eenheid uitstaat. 2.
Problemen oplossen Bijlage A Hier volgen oplossingen voor problemen die kunnen optreden tijdens het gebruik van de Scanner™ Plug-in. A.1 Geen communicatie Als op het scherm een bericht 'Geen communicatie' (Afbeelding A-1) wordt weergegeven, betekent dit dat de Scanner™ Plug-in en de controlemodule van het voertuig om de een of andere reden niet met elkaar kunnen communiceren.
Bijlage A Problemen oplossen A.2 Legacysoftware gebruiken Soms is communicatie met een bepaald voertuig niet mogelijk omdat het een ouder model is of omdat het voertuig om een andere reden niet in de huidige database is opgenomen. De functie Legacy software biedt ook een alternatieve methode om verbinding te maken met een voertuig wanneer er communicatieproblemen zijn opgetreden.