7
Omgaan met de camera
4. Richt de camera van een afstand van 2 m met behulp van de laserwijzer op het dra-
denkruis. De camera maakt automatisch een opname.
OPM.
Zorg dat het optische pad van de camera loodrecht staat op het kalibratiedoel. Zie de onder-
staande afbeelding.
5. Lijn het warmtebeeld en het visuele beeld (aangegeven met de twee vierkanten in de
onderstaande afbeelding) in de camera uit met behulp van de pijlen op het aanraak-
scherm. De combinatie van lens en camera is nu gekalibreerd.
Om de procedure later te herhalen, gaat u naar Instellingen > Camera-informatie > Lens
kalibreren....
#T810413; r. AF/83883/83910; nl-NL
37