23
Camera-instellingen
23.4 Opties voor opslaan en geheugen
5
• Inspectieroute
: Deze instelling wordt gebruikt om de Inspection Route-functie te acti-
veren en configureren. Raadpleeg paragraaf 18 Inspection Route voor meer
informatie.
• Voorbeeld afb. vóór opslaan: met deze instelling wordt gedefinieerd of een voorbeeld
wordt weergegeven voordat het beeld wordt opgeslagen.
• Commentaar toev. na opsl: met deze instelling wordt gedefinieerd of een hulpmiddel
voor tekstcommentaar wordt weergegeven wanneer een beeld is opgeslagen. De vol-
gende opties zijn beschikbaar:
◦ Opslaan: er wordt geen hulpmiddel voor commentaar weergegeven.
◦ Opslaan en opmerking toevoegen: het hulpmiddel voor tekstcommentaar wordt
weergegeven.
◦ Opslaan en tabel toevoegen: het hulpmiddel voor tabelcommentaar wordt
weergegeven.
◦ Opslaan en spraakcommentaar toevoegen: het hulpmiddel voor spraakcommen-
taar wordt weergegeven.
◦ Opslaan en schets toevoegen: het hulpmiddel voor schetscommentaar wordt
weergegeven.
◦ Opslaan en commentaar toevoegen: het menu voor hulpmiddelen voor commen-
taar wordt weergegeven.
• Beeldresolutie: deze instelling bepaalt de resolutie van de beelden die door de came-
ra wordt opgenomen. Beschikbare opties zijn Normaal en UltraMax.
ragraaf 8.1.4 Over UltraMax voor meer informatie.
• Videocompressie: deze instelling bepaalt de opslagindeling voor videoclips. De be-
schikbare opties zijn:
◦ Mpeg (*.mpg): MPEG-opnamen kunnen niet worden bewerkt nadat het bestand is
opgeslagen.
◦ Radiometrische opslag (*.csq): Een CSQ-bestand ondersteunt volledige radiome-
trie, maar wordt alleen ondersteund door software van FLIR Systems. Het bestand
bevat geen visuele beeldinformatie. Met deze instelling worden alleen de beeldmo-
di Infrarood en Macro ondersteund tijdens het opnemen van video.
• Framesnelheid video: Deze instelling wordt gebruikt om de framesnelheid voor video-
opnamen te selecteren.
• Foto als afzonderlijke JPEG: Voor de beeldmodi Thermische MSX, Infrarood en
Beeld-in-beeld wordt een visueel beeld altijd opgeslagen in hetzelfde jpeg-bestand
als de warmtebeeldopname. Wanneer u deze instelling inschakelt, wordt een visueel
beeld met een extra lage resolutie als afzonderlijk JPEG-bestand opgeslagen.
• Digitale camera: met deze instelling schakelt u de digitale camera in of uit. Uitschake-
ling van de digitale camera kan bijvoorbeeld vereist zijn op plaatsen waar camera's
verboden zijn en in vertrouwelijke situaties (bijv. dokter en patiënt). Wanneer de digita-
le camera is uitgeschakeld, zijn ook de beeldmodi Thermische MSX en Beeld-in-
beeld uitgeschakeld.
• Meet afstand: deze instelling bepaalt of de laserafstandsmeter zal worden gebruikt
om de afstand te meten wanneer een beeld wordt opgeslagen. Met deze instelling
wordt de parameter Objectafstand (zie paragraaf 13.5 De metingsparameters wijzi-
gen) in de beeldgegevens automatisch bijgewerkt met de gemeten afstand wanneer
een beeld wordt opgeslagen. (Er is geen effect op de instelling Objectafstand in de
live-modus.)
• Bestandsnaamindeling: deze instelling bepaalt de naamindeling voor nieuwe beeld-/
videobestanden. De instelling heeft geen gevolgen voor bestanden die al in het ar-
chief zijn opgeslagen. De beschikbare opties zijn:
◦ DCF: DCF (Design rule for Camera File system) is een standaard die de naamge-
vingsmethode van beeldbestanden definieert (en veel meer). Met deze instelling
5. Dit onderdeel is afhankelijk van het cameramodel.
6. Niet ondersteund bij gebruik van macro.
#T810413; r. AF/83883/83910; nl-NL
6
. Raadpleeg pa-
98