23
Camera-instellingen
– Scherm: Het display is altijd aan en de zoeker is altijd uit.
– Zoeker: De zoeker is altijd aan en het display is altijd uit.
◦ Schermhelderheid: Dit submenu wordt gebruikt om de helderheid van het scherm
te regelen.
– Auto: Automatische instelling van de schermhelderheid in- of uitschakelen.
– Schuifregelaar: De schermhelderheid handmatig instellen.
Opm. U kunt de helderheid van het scherm ook regelen in het swipe-downmenu.
Raadpleeg paragraaf 6.6.5 Swipe-downmenu voor meer informatie.
◦ Helderheid zoeker: Deze instelling bepaalt de helderheid van de zoeker.
• Geolocatie: dit submenu bevat de volgende instellingen:
◦ GPS: met deze instelling wordt de GPS in-/uitgeschakeld.
◦ Kompas: deze instelling dient voor het in-/uitschakelen en het kalibreren van het
kompas. Raadpleeg paragraaf 7.14 Het kompas kalibreren voor meer informatie.
• Lamp en laser: dit submenu bevat de volgende instellingen:
◦ Lamp en laser aan: met deze instelling worden de cameralamp en de laserpointer
ingeschakeld.
◦ Alles uitschakelen: Met deze instelling worden de cameralamp en de laserpointer
uitgeschakeld.
• Automatisch uitschakelen: Deze instelling bepaalt hoe snel de camera automatisch
wordt uitgeschakeld.
• Interface-opties gebruiken: dit submenu bevat de volgende instellingen:
◦ Gebied automatische instelling: Deze instelling wordt gebruikt om het gebied in te
stellen dat wordt gebruikt voor automatische beeldcorrectie. Raadpleeg paragraaf
11.3 Het infraroodbeeld aanpassen voor meer informatie.
◦ Handmatig afstellen via aanraking: Deze instelling wordt gebruikt om de aanraak-
functionaliteit voor handmatige beeldaanpassingen in of uit te schakelen. Raad-
pleeg paragraaf 11.3 Het infraroodbeeld aanpassen voor meer informatie.
◦ Handmatige aanpassingsmodus: deze instelling bepaalt het type handmatige
beeldaanpassingsmodus. Beschikbare opties zijn Niveau, Max, Min en Niveau, be-
reik. Raadpleeg paragraaf 11.3 Het infraroodbeeld aanpassen voor meer
informatie.
◦ Emissiemodus: deze instelling bepaalt hoe de meetparameter emissiviteit zal wor-
den ingevoerd. Beschikbare opties zijn Waarden selecteren en Selecteren uit ma-
terialentabel. Raadpleeg paragraaf 11.6 De metingsparameters wijzigen voor meer
informatie.
◦ Screeningmodus: met deze instelling wordt de screeningmodus in-/uitgeschakeld.
Raadpleeg paragraaf 19 Screening-alarm voor meer informatie.
◦ Kleurthema: Deze instelling wordt gebruikt om het kleurthema Licht of Donker te
selecteren voor de gebruikersinterface.
• Volume: Dit submenu wordt gebruikt om het volume van de ingebouwde luidspreker
te regelen.
• Reset-opties: dit submenu bevat de volgende instellingen:
◦ Cameramodus resetten naar standaard...: deze instelling beïnvloedt de beeldmo-
dus, het kleurenpalet, de meethulpmiddelen en meetparameters. Dit geldt niet voor
opgeslagen beelden.
◦ Instellingen resetten naar fabriekswaarden...: deze instelling beïnvloedt alle came-
ra-instellingen, waaronder de regionale instellingen. Dit geldt niet voor opgeslagen
beelden. De camera wordt opnieuw opgestart en u wordt gevraagd om de regio-
nale instellingen op te geven.
◦ Reset beeldteller...: deze instelling zet de nummering van beeldbestandsnamen te-
rug naar nul. Om overschrijven van beeldbestanden te voorkomen, wordt de nieu-
we tellerwaarde gekozen op basis van het hoogste aanwezige bestandsnummer in
het beeldarchief.
#T810413; r. AF/83883/83910; nl-NL
100