28
5.3.2
Montage van de hoofdstoompijp
De verbinding tussen de stoomaansluiting van de unit en de stoomslang-adapter moet gemaakt
middels fitwerk.
Hoofdstoompijp
(max. lengte 6 m)
Let ook op de volgende aanwijzingen:
– De binnendiameter van de stoomaansluiting op de unit moet over de gehele lengte van de hoofd
stoomleiding worden aangehouden.
– De maximale lengte van de hoofd stoomleiding bedraagt 6 m.
Belangrijk! Per meter leidinglengte, resp. per 90°-bocht moet met een drukverlies van 10 mm
waterkolom (ca. 100 Pa) rekening gehouden worden.
– De minimale straalbocht voor vast pijpwerk bedraagt 4-5 x de binnendiameter.
Bochten van 90° moeten worden te vermeden. Wanneer mogelijk zijn buisbochten met een grote
radius te gebruiken (bv.: met een buisbuigtoestel of met paren van 45°-bochten in elkaar gezet).
Hierdoor vermindert u het prestatieverlies door condensaatvorming. Bovendien verkleint ook de
stuwdruk in de stoomleiding en kan u misschien een bijkomende externe sifon in de afloopleiding
uitsparen.
– Gebruik uitsluitend koperen buizen (bij gebruik van drinkwater), of roestvrij stalen buizen (min.
DIN 1.4301).
– Om condensaatvorming (=capaciteitsverlies) te verminderen moet de stoomleiding over de vol-
ledige lengte geïsoleerd worden.
– Voor de verbinding van de stoomleiding aan de stoomaansluiting van de unit en de verbinding
aan de stoomslang-adapter wordt gebruik gemaakt van korte stukjes slang die met slangklemmen
bevestigd worden.
– Op plaatsen waar condensaat zich kan verzamelen in de pijp moet een condensaat afvoer met
sifon (min. diameter 200 mm) geplaatst worden.
Stoomslangen (max.
lengte 4 m)
Stoomslang-adapter
(toebehoren "SA...")