ANDERE WAARNEMING
Motor draait normaal.
MOGELIJKE OORZAAK
Brandstofklep gesloten
(modellen met carburateur).
Brandstoftank leeg of
verontreinigd met water.
Brandstoffilter verstopt of
verontreinigd met water
(modellen met carburateur).
Bougies vuil/defect.
Verkeerd gebruik van choke
(modellen met carburateur).
Verdronken motor.
Defect onderdeel in het
brandstofinjectiesysteem
(RFI modellen).
Zekering brandstofpomp
doorgebrand (RFI modellen).
Elektrische storing (RFI
modellen).
REMEDIE
Zet de brandstofklep in stand
ON.
Hervullen. Ledigen en
hervullen met nieuwe
brandstof.
Reinigen, brandstoftank op
water controleren.
Vervangen.
Enkel gebruiken bij koude
motor. Bougies vervangen.
Zie VERDRONKEN MOTOR
in de SPECIALE
PROCEDURES.
Raadpleeg een erkend Sea-
Doo dealer.
Controleer de bedrading en
vervang de zekering.
Raadpleeg een erkend Sea-
Doo dealer.
91