Appendix A: Postfix-notatie (RPN) en het Stapelgeheugen
175
Het viermaal intoetsen van d toont de getallen in achtereenvolgens het Y-, Z- en T-register en
plaatst deze terug in het oorspronkelijke register.
Functies met 1 variabele en het stapelgeheugen
Wiskundige functies met één enkele variabele en functies voor het bewerken van getallen –y,
r, °, >, e, B, Ñ, en T – gebruiken enkel en alleen het weergegeven X-register.
Zodra de toets wordt ingedrukt, wordt de functie uitgevoerd op het getal in het X-register en het
antwoord wordt vervolgens in het X-register geplaatst. Het stapelgeheugen wordt niet
opgeschoven; het voordien in het X-register aanwezige getal wordt dus niet gekopieerd naar het
Y-register maar het wordt echter wel gekopieerd naar het LAST X register. De getallen in de Y-, Z-
en T-registers blijven ongemoeid tijdens het uitvoeren van een functie met één variabele.
Functies in 2 variabelen en het stapelgeheugen
Functies met 2 variabelen – +, -, §, z, q, b, à en Z – gebruiken de getallen in
zowel het X- als het Y-register.
Wiskundige functies
Om een rekenkundige bewerking uit te voeren, worden de getallen in de X en Y-registers
geplaatst, net zoals u ze vertikaal op papier zou schrijven: het getal dat u bovenaan zou
schrijven gaat in het Y-register en het getal dat u onderaan zou schrijven gaat in het X-register.
Om bijvoorbeeld elke van de vier onderstaande rekenkundige functies uit te voeren, zou u 8 in
het Y-register plaatsen (met behulp van \) en vervolgens de 2 in het weergegeven X-register
invoeren.