Sprongen en Lussen
Alhoewel de instructies in een programma gewoonlijk in de volgorde van de regelnummers
worden uitgevoerd, is het in sommige gevallen wenselijk om de uitvoering van het programma
een "sprong" te laten maken naar een regel anders dan de volgende. Deze sprongen maken het
ook mogelijk om delen van het programma automatisch meerdere malen uit te voeren – een
proces dat gebruik maakt van "lussen"(looping).
Eenvoudige sprongen
De i (go to) instructie wordt in een programma gebruikt om de uitvoering voort te zetten op
een bepaalde programmaregel. De gewenste programmaregel wordt aangegeven door het
tweecijferige regelnummer in te toetsen op de programmaregel, die de i instructie bevat.
Zodra de i instructie wordt uitgevoerd, splitst de uitvoering van het programma zich in tweeën
of "goes to" (gaat naar) de aangeduide regel en gaat dan in de normale sequentiële volgorde
verder:
U heeft hiervan reeds een algemene toepassing gezien: de i00 instructie (deze wordt in het
programmageheugen opgeslagen zodra u het programma heeft ingevoerd) verplaatst de
uitvoering van het programma naar regel 00. Een i instructie kan niet alleen gebruikt worden
om terug te springen – zoals het geval bij i00 en zoals hierboven weergegeven – maar ook
voorwaarts in het programmageheugen. Terugspringen wordt typisch gebruikt om lussen te
creëren (zoals hierna wordt beschreven); voorwaarts springen vindt typisch plaats in combinatie
met een o of een m instructie voor "voorwaardelijk springen" (zoals daarna beschreven
staat).
Lussen (looping)
Indien een i instructie een lager genummerde regel in het programmageheugen aanduidt,
dan zullen de instructies, tussen de aangeduide regel en de i instructie, herhaaldelijk worden
uitgevoerd.
Zoals weergegeven op de hierboven getoonde illustratie onder Eenvoudige
Sprongen, zal het programma, zodra het begint met de uitvoering van de lus, deze continu
blijven uitvoeren.
Hoofdstuk 9
gi 03 doet programmauitvoering springen
naar Lijn 03
103