Geartronic* (p. 281) of Automatische ver-
snellingsbak - Powershift* (p. 284).
Controle- en waarschuwingssymbolen
Controle- en waarschuwingssymbolen, analoog
instrumentenpaneel.
Controlesymbolen
Controle- en waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen
4
Functietest
Alle controle- en waarschuwingssymbolen,
behalve de symbolen in het midden van het
informatiedisplay, gaan branden in sleutel-
stand II of bij het starten van de motor. Alle
symbolen moeten weer doven als de motor is
aangeslagen, behalve het symbool voor de
parkeerrem. Dit dooft pas, als de auto van de
parkeerrem wordt gehaald.
Bij bepaalde motortypes is het lampje voor een lage oliedruk niet in gebruik. Er verschijnt in plaats daarvan een displaymelding, zie Motorolie - controleren en bijvullen (p. 348).
4
03 Instrumenten, schakelaars en bediening
Als de motor niet aanslaat of als de functie-
test wordt uitgevoerd in sleutelstand II, gaan
binnen enkele seconden alle symbolen uit,
behalve het symbool voor storingen in het uit-
laatgasreinigingssysteem en dat voor een
lage oliedruk.
Gerelateerde informatie
•
Instrumentenpaneel (p. 60)
•
Instrumentenpaneel - betekenis controle-
symbolen (p. 65)
•
Instrumentenpaneel - betekenis waar-
schuwingssymbolen (p. 67)
•
Instrumentenpaneel, digitaal - overzicht
(p. 61)
Instrumentenpaneel, digitaal -
overzicht
Op het informatiedisplay van het instrumen-
tenpaneel verschijnt informatie over bepaalde
functies van de auto zoals de cruisecontrol,
boordcomputer en meldingen. De informatie
wordt met symbolen en tekst weergegeven.
Informatiedisplay
Informatiedisplay, digitaal instrument*.
Gedetailleerder informatie vindt u onder de
functies die gebruik maken van het display.
Meters en wijzers
Voor het digitale instrumentenpaneel zijn ver-
schillende thema's te kiezen. De mogelijke
thema's zijn 'Elegance', 'Eco' en
'Performance'. Het ingestelde thema kan bij
vergrendeling van de auto worden opgesla-
gen in het geheugen van de transpondersleu-
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
03
61