Bediening
Een pendelbeweging is vaak niet of nauwe-
lijks te dempen, waardoor de combinatie
moeilijk bestuurbaar wordt en het gevaar
bestaat op de verkeerde weghelft of naast de
weg te belanden.
Het TSA-systeem houdt continu de bewegin-
gen van de auto in de gaten en dan vooral de
dwarsbewegingen. Als een neiging tot pen-
delbewegingen geregistreerd wordt, worden
de voorwielen ieder afzonderlijk dusdanig
afgeremd dat de combinatie gestabiliseerd
wordt. Vaak is dit voldoende om de auto weer
onder controle te krijgen.
Als de pendelbeweging ondanks de eerste
ingreep van het TSA-systeem niet wordt
gedempt, worden alle wielen van de combi-
natie afgeremd en wordt de aandrijfkracht
van de motor verlaagd. Wanneer de pendel-
beweging vervolgens stukje bij beetje vermin-
derd is en de combinatie weer stabiel is,
beëindigt het TSA-systeem de regeling
waarna u de auto weer volledig onder con-
trole hebt.
Overig
Het TSA-systeem kan ingrijpen bij snelheden
van 65–160 km/h.
N.B.
Het TSA-systeem wordt uitgeschakeld, als
Sport
u de
-stand kiest, zie Stabiliteits- en
tractieregelsysteem (DSTC) (p. 190).
Het TSA-systeem grijpt mogelijk niet in als u
met grote stuurbewegingen de pendelbewe-
ging zelf tracht op te heffen, aangezien het
TSA-systeem dan niet kan bepalen of de pen-
delbeweging wordt veroorzaakt door de aan-
hanger/caravan of door de bestuurder.
Wanneer het TSA-systeem actief is,
knippert het DSTC-symbool op het
instrumentenpaneel.
Gerelateerde informatie
•
Stabiliteits- en tractieregeling (DSTC) -
symbolen en meldingen (p. 192)
•
Stabiliteits- en tractieregelsysteem
(DSTC) - bediening (p. 191)
08 Starten en rijden
Slepen
Bij het slepen wordt de auto met behulp van
een sleepkabel voortgetrokken door een
ander voertuig.
Ga voordat u gaat slepen na wat de wettelijk
voorgeschreven maximumsnelheid voor sle-
pen is.
1. Ontgrendel het stuurslot (p. 278) door de
transpondersleutel in het contactslot te
plaatsen en de knop START/STOP
ENGINE lang in te drukken – sleutelstand
(p. 72) II wordt geactiveerd.
2. Laat de transpondersleutel tijdens het
slepen in het contactslot zitten.
3. Houd, wanneer de slepende auto afremt,
de sleepkabel altijd strak door met uw
voet lichte druk op het rempedaal uit te
oefenen – zo voorkomt u schokken.
4. Sta klaar om te remmen om de auto tot
stilstand te brengen.
08
317