WAARSCHUWING
De adaptieve cruisecontrol is geen sys-
teem dat botsingen voorkomt. Grijp zelf in
zodra u merkt dat het systeem een voorlig-
ger niet registreert.
De adaptieve cruisecontrol reageert niet
op voetgangers of dieren noch op kleinere
voertuigen, zoals fietsen of motorfietsen
e.d. Tegenliggers, langzaam rijdende en
stilstaande voertuigen of vaste obstakels
worden eveneens genegeerd.
Gebruik de adaptieve cruisecontrol niet in
stadsverkeer of verkeersdrukte, op kruisin-
gen, bij gladheid, hevige regen- of snee-
uwval of slecht zicht en evenmin op weg-
gedeelten met een dikke laag water of
sneeuwmodder, op bochtige wegen of op
op- en afritten.
De afstand tot het verkeer voor u wordt in
principe gemeten met een radarsensor. De
cruisecontrol regelt de snelheid door de stand
van de gasklep aan te passen en zo nodig af
te remmen. Het is volkomen normaal dat de
remmen enige geluiden produceren, wanneer
de adaptieve cruisecontrol ze aanspreekt.
De file-assistent (p. 213)(auto's met een automatische versnellingsbak) kan een interval aan van 0–200 km/h.
11
WAARSCHUWING
Het rempedaal beweegt als de cruisecon-
trol remt. Laat uw voet niet onder het rem-
pedaal rusten, aangezien deze dan
bekneld raakt.
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar de
door u ingestelde volgtijd (p. 210) ten
opzichte van voorliggers in dezelfde rijstrook
aan te houden. Als de radarsensor geen voor-
ligger registreert, houdt de auto in plaats
daarvan de snelheid aan die op de cruisecon-
trol werd ingesteld. Dit gebeurt ook als de
snelheid van de voorligger de ingestelde snel-
heid van de adaptieve cruisecontrol over-
schrijdt.
De adaptieve cruisecontrol streeft ernaar de
snelheid zo weinig mogelijk aan te passen. In
situaties waarin krachtig moet worden
geremd, dient de bestuurder dan ook zelf te
remmen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij grote
snelheidsverschillen of als het voertuig dat
voor u rijdt krachtig remt. Door beperkingen
van de radarsensor (p. 216) is het mogelijk
dat er onverwachts of helemaal niet wordt
geremd.
De adaptieve cruisecontrol is te activeren om
een volgtijd aan te houden ten opzichte van
een voorligger bij snelheden vanaf 30 km/h
tot een maximumsnelheid van 200 km/h. Als
de snelheid tot onder 30 km/h daalt of als het
07 Bestuurdersondersteuning
motortoerental te laag wordt, wordt de
cruisecontrol stand-by gezet, waarna er niet
langer automatisch wordt afgeremd – u moet
dan zelf remmen om een veilige afstand te
houden tot voorliggers.
Waarschuwingssymbool – afremmen
noodzakelijk
Het remvermogen van de adaptieve cruise-
control bedraagt meer dan 40 % van de
totale remcapaciteit van de auto.
Als de auto harder moet worden afgeremd
dan de adaptieve cruisecontrol aankan en u
remt zelf niet bij, dan maakt de cruisecontrol
u er middels het waarschuwingslampje van
Collision Warning (p. 231) en een geluidssig-
naal attent op dat u onmiddellijk moet ingrij-
pen.
N.B.
Bij felle zon of bij gebruik van een zonne-
bril kan het waarschuwingslampje moeilijk
te zien zijn.
WAARSCHUWING
De cruisecontrol waarschuwt alleen voor
voertuigen die de radarsensor heeft gede-
tecteerd. Daarom kan de waarschuwing
uitblijven of met een bepaalde vertraging
11
plaatsvinden. Wacht een waarschuwing
niet af, maar rem als dat nodig is.
07
}}
207