4 Voorbereiding en bediening
1. Steek het vrije uiteinde van het ventielsysteem met één slang 1 op de
apparaatuitgang.
2. Ventielbesturingsslang 2 aansluiten op aansluiting
3. Drukmeetslang 3 aansluiten op aansluiting
4. Beademingsingang (bijv. ademmasker) aansluiten op patiëntenventiel 4.
Het apparaat kan ook met een ventielsysteem worden toegepast zonder drukmeting
in de nabijheid van de patiënt. In dat geval blijft de aansluiting voor de drukmeetslang
ongebruikt (slangtest uitvoeren).
2
3
1
.
P
4
.
|
NL
19