5
Het bedieningsmonitorscherm gebruiken en begrijpen
Het aanraakscherm van de bedieningsmonitor heeft vijf tabbladen waarmee de operator protocollen
kan beheren, de injector kan vrijgeven en vrijgave kan annuleren, de injectiegeschiedenis kan
bekijken, opties kan instellen en hulponderwerpen kan raadplegen.
Het hoofdstuk behandelt:
5.1 Tabblad Home
Operators kunnen protocollen instellen, het enkele of fasegestuurde protocol selecteren of de injector
vrijgeven op het tabblad Home. Dit tabblad heeft een venster Geprogrammeerd (A), een venster
Feitelijke waarden (B) en een Controlevenster (C). Elk van deze vensters wordt hieronder
beschreven.
5.1.1 Venster Geprogrammeerd
Het venster Geprogrammeerd toont de protocolparameters voor een injectie, waaronder flowsnelheid,
volume, druk, stijgtijd (stijgtijd wordt niet weergegeven voor protocollen met variabele flowsnelheid
of ml/m-protocollen) en vertraging (niet weergegeven voor fasegestuurde protocollen en protocollen
met variabele flowsnelheid of ml/m-protocollen).
Operators kunnen enkele ml/s- en ml/m-protocollen, fasegestuurde protocollen en protocollen
met variabele flowsnelheid instellen in het venster Geprogrammeerd. Zie voor meer informatie
Injectieparameters instellen vanaf het tabblad
OPMERKING: De operator wordt door de bedieningsmonitor geblokkeerd wanneer
een andere operator functies uitvoert op de injectorkop of wanneer
een andere bedieningsmonitor verbonden is met hetzelfde systeem.
•
"Tabblad Home"
•
"Tabblad Protocollen"
•
"Tabblad Verslag"
•
"Tabblad Opties"
•
"Tabblad Help"
•
"Blokkeringen bedieningsmonitor"
•
"Aanraakscherm kalibreren"
Afbeelding 5 - 1: Tabblad Home
Home".
"8.1 -
5 - 25