5. Gebruik de hendel en de achterzijde van de injectorkop (maar niet de handbedieningsknop)
om de injectorkop naar de injectiepositie (neerwaarts) te draaien.
a. Het scherm Restvolume moet omkeren.
b. De flowsnelheid, het volume en de druklimiet worden in de juiste richting weergegeven.
6. Breng een lege spuit in de spuitaansluiting aan.
a. Sluit het wegklapbare deel volledig.
b. Het restvolumepictogram op de injectorkop moet oplichten.
7. Druk op voorwaarts en achterwaarts op de vulstrip.
a. De zuiger mag niet bewegen.
8. Druk op de knop Inschakelen.
a. De groene indicator naast de inschakeltoets moet oplichten.
b. Controleer of de groene indicator na ongeveer vijf seconden uitgaat.
9. Druk op de knop Inschakelen en druk binnen vijf seconden op voorwaarts op de vulstrip.
a. Controleer of de zuiger zich uitstrekt.
b. Verander de positie van uw vinger op de vulstrip om te controleren of de zuigersnelheid
meeverandert.
c. Het restvolume op de injectorkop moet afnemen.
10. Druk op de knop Inschakelen en druk binnen vijf seconden op achterwaarts op de vulstrip.
a. Controleer of de zuiger wordt teruggetrokken.
b. Verander de positie van uw vinger op de vulstrip om te controleren of de zuigersnelheid
meeverandert.
c. Het restvolume op de injectorkop moet toenemen.
d. Trek de zuiger zo ver mogelijk naar achteren. Het restvolume moet "150 ml" aangeven.
11. Voer op het tabblad Home een protocol in met de volgende parameters:
Volume - 20 ml
Flowsnelheid - 10 ml/s
Druklimiet - 500 psi
a. De injectorkop moet deze waarde weergeven.
12. Selecteer Enkele injectie om de injector vrij te geven.
a. Controleer of het scherm aangeeft dat de injector zich in de vrijgavetoestand bevindt.
b. Controleer of het vrijgavelampje op de injectorkop constant brandt.
13. Start een injectie met behulp van de hand- of voetschakelaar.
a. Controleer of het scherm van de bedieningsmonitor aangeeft dat de injector zich in de
"Injectie"-stand bevindt en of het vrijgavelampje op de injectorkop knippert.
b. Controleer of de injectie binnen ongeveer 2 seconden wordt voltooid.
c. Controleer of het vrijgavelampje op de injectorkop uitgaat.
d. Laat de schakelaar los wanneer de injectie voltooid is.
e. Controleer of het venster Feitelijke waarden op de bedieningsmonitor aangeeft dat
er 20 ml volume is toegediend met een snelheid van 10 ml/s.
14. Wijzig op het aanraakscherm van de bedieningsmonitor het volume in 50 ml.
a. Selecteer Mobilisatie Enkel om de injector vrij te geven.
b. Start een injectie met behulp van de hand- of voetschakelaar.
c. Laat de schakelaar binnen 2 seconden los.
d. Controleer of de injectie stopt en de vrijgave wordt geannuleerd.
e. Controleer of de melding "Vroegtijdige Beëindiging" verschijnt op het controlevenster.
15. Selecteer op het tabblad Home het tabblad Variabel en voer een protocol in met de volgende
parameters: Volume - 10 ml, Flowsnelheid - 1 ml/s, Druklimiet - 300 psi
a. Geef het systeem vrij. Het vrijgavelampje moet constant branden als het systeem is
vrijgegeven en het systeem moet in het begin een pieptoon geven.
Reiniging en onderhoud
14 - 93