Appendix A: Postfix-notatie (RPN) en het Stapelgeheugen
231
Nu even kijken wat er in het stapelgeheugen gebeurt tijdens het uitvoeren van een
kettingbewerking in postfix-notatiemodus:
3 (
) 4
5 (
) 6
×
+
×
7
Zie hoe de tussenresultaten niet alleen getoond worden zodra ze berekend zijn, maar ook
automatisch naar het stapelgeheugen worden weggeschreven, waar ze weer op het juiste
moment beschikbaar zijn.
Dit is in grote lijnen hoe het stapelgeheugen werkt. In de rest van deze appendix zullen we
in detail zien hoe getallen worden ingevoerd en hergeschikt in het stapelgeheugen en wat
de effecten zijn van de verschillende hp 12c platinum functies op de getallen in het
stapelgeheugen.
Getallen invoeren in het stapelgeheugen: de
toets
Zoals besproken in de voorgaande hoofdstukken, dient u \ te gebruiken om twee
getallen van elkaar te scheiden bij functies met 2 variabelen, zoals bijvoorbeeld +. Het
volgende schema illustreert wat er in het stapelgeheugen gebeurt als u de getallen 10 en 3
invoert (om bijvoorbeeld 10 ÷ 3 te berekenen). Veronderstel dat de resultaten van de
vorige berekening reeds aanwezig zijn in de stapelregisters.
Zodra een cijfer wordt ingetoetst en op het scherm verschijnt, wordt het gelijktijdig
opgeslagen in het X-register. Zodra additionele cijfers worden ingetoetst, worden deze
bijgevoegd aan het cijfer in het X-register (dat wil zeggen, toegevoegd aan de rechterzijde)
totdat \ wordt ingedrukt. Zoals uit het voorgaande schema blijkt, heeft \ tot gevolg
dat:
1. Het getal uit het weergegeven X-register wordt gekopieerd naar het Y-register. Dit
proces is onderdeel van het opschuiven (lift) van het stapelgeheugen.