Hoofdstuk 9
Sprongen en Lussen
Alhoewel de instructies in een programma gewoonlijk in de volgorde van de regelnummers
worden uitgevoerd, is het in sommige gevallen wenselijk om de uitvoering van het
programma een "sprong" te laten maken naar een regel anders dan de volgende. Deze
sprongen maken het ook mogelijk om delen van het programma automatisch meerdere
malen uit te voeren – een proces dat gebruik maakt van "lussen"(looping).
Eenvoudige sprongen
De i (go to) instructie wordt in een programma gebruikt om de uitvoer voort te zetten op
een bepaalde programmaregel. De gewenste programmaregel wordt aangegeven door het
driecijferige regelnummer in te toetsen na de i instructie. Zodra de i instructie wordt
uitgevoerd, springt de uitvoering naar de aangeduide regel en gaat dan in de normale
sequentiële volgorde verder:
U heeft hiervan reeds een algemene toepassing gezien: de gi000 instructie (deze
wordt in het programmageheugen opgeslagen zodra u het programma heeft ingevoerd)
verplaatst de uitvoering van het programma naar regel 000. Een gi instructie kan niet
alleen gebruikt worden om terug te springen – zoals het geval bij i000 en zoals
hierboven weergegeven – maar ook voorwaarts in het programmageheugen.
Terugspringen wordt typisch gebruikt om lussen te creëren (zoals hierna wordt beschreven);
voorwaarts springen vindt typisch plaats in combinatie met een go of een gm
instructie voor "voorwaardelijk springen" (zoals daarna beschreven staat).
123