106 Hoofdstuk 8: De Basis van het Programmeren
Programmageheugen
Toetsaanslagen die in de programma-invoermodus ingevoerd worden, worden opgeslagen
in het programmageheugen. Elk cijfer, decimaalteken en functietoets wordt een instructie
genoemd en wordt opgeslagen in één regel van het programmageheugen — vaak
simpelweg programmaregel of regel genoemd. Reeksen van toetsaanslagen die beginnen
met de prefixtoetsen f, g, ?, :, en i worden verondersteld één volledige
instructie te omvatten en worden in slechts één enkele programmaregel opgeslagen.
Bij het uitvoeren van een programma wordt elke opgeslagen instructie uitgevoerd — dat wil
zeggen dat de toetsaanslag op die programmaregel net zo wordt uitgevoerd als na het
handmatig indrukken van die toets — en
programmageheugen en vervolgd bij de programmaregels met steeds oplopende
regelnummering.
Steeds wanneer de calculator in de programma-invoermodus staat (de PRGM
statusindicator is zichtbaar op het scherm), zal het scherm informatie weergeven betreffende
de programmaregel waarop de calculator zich op dat moment bevindt. Aan de linkerkant
van het scherm staat het nummer van de programmaregel binnen het programmageheugen.
De overige cijfers op het scherm omvatten een code die aangeeft welke instructie op deze
regel ligt opgeslagen. Er wordt geen code weergegeven voor regel 000 omdat hier geen
gewone instructie wordt opgeslagen.
Instructies herkennen op programmaregels
Elke toets op het toetsenbord van de hp 12c platinum – behalve de cijfertoetsen 0 tot en met
9 – wordt gekenmerkt door een twee cijferige "toetscode", die overeenkomt met de positie
van de toets op het toetsenbord. Het eerste cijfer geeft de rij aan waarop de toets zich
bevindt (de bovenste rij is rij 1); het tweede cijfer geeft de positie binnen deze rij aan (1
voor de eerste toets in deze rij tot 9 voor de negende toets en 0 voor de tiende toets in
deze rij). De toetscode voor elke cijfertoets is simpelweg het cijfer zelf. Toen u dus de
instructie b in het programmageheugen invoerde, kwam er op het scherm te staan: Toen u
dus de instructie b in het programmageheugen invoerde, gaf de rekenmachine het
regelnummer en de toetscode op het scherm weer:
Dit geeft aan dat de toets overeenkomend met de instructie op regel 004 zich op de
tweede rij bevindt en dat het de vijfde toets uit deze rij betreft: de b toets. Toen u de
instructie + invoerde, kwam er op het scherm te staan: Toen u de instructie + in het
programmageheugen invoerde, gaf de rekenmachine een regelnummer en een toetscode
op het scherm weer:
Dit geeft aan dat de toets overeenkomend met de instructie op regel 007 zich op de vierde
rij bevindt en dat het de tiende toets uit deze rij betreft: de + toets. Toen u het cijfer 5 in
het programmageheugen ingevoerde, was de weergegeven toetscode slechts het cijfer 5
zelf.
dit beginnend bij de huidige regel in het
004,
25
007,
40