6 Systeeminstallatie en -bediening
Pompblokkering op een systeem met drie pompen
Omdat relais 1 en 2 gebruikt worden voor afwisseling of pompblokkering, zijn extra I/O-
extensiemodules nodig om alarm- en andere informatie over de doorloop te krijgen als
relaissignalen voor deze toepassing.
1. Installeer het systeem met de drie pompen conform de instructies in
2. Sluit een draad aan tussen besturingseindklem 1 en relais-eindklemen 14 en 17 op
3. Sluit een draad aan tussen besturingseindklem 2 op aandrijving 1 naar relais-
4. Sluit een draad aan tussen besturingseindklem 2 op aandrijving 2 naar relais-
5. Sluit een draad tussen besturingseindklem 2 op aandrijving 3 naar relais-eindklem 18
6. Configureer relaisuitgang 1 door op alle drie de aandrijvingen parameter
Control Terminal Unit 1
Relay Terminal Unit
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13
Afbeelding 21: Systeem met drie pompen die elkaar afwisselen
6.7.7 Reiniging
Blokkade
Deze functie ontdoet de pomp van vodden en vergelijkbare bestanddelen. Blokkade
wordt gedetecteerd als een speciaal voorval van overstroom van de pomp. Wanneer een
volledige blokkade bevestigd is, wordt een reinigingscyclus gestart om de blokkade te
verwijderen. Na het verwijderen van de blokkade keert de aandrijving automatisch terug
naar de vorige stand. Als de verstopping ernstig is, dan wordt maximaal 23 keer
geprobeerd om de reinigingscyclus te starten voordat de pomp wordt uitgeschakeld en
de operator gealarmeerd wordt, mits dat is ingesteld.
De functie wordt in- of uitgeschakeld in de parameter P1-17:Pomp reiniging.
Gedeeltelijke verstopping
Deze functie reinigt de pomp om te voorkomen dat de pomp langzaam verstopt raakt
door opgehoopt vuil. N-waaiers hebben geen last van gedeeltelijke verstopping, maar de
functie kan nuttig zijn als andere hydraulische onderdelen tijdelijk worden gebruikt,
bijvoorbeeld tijdens het onderhoud aan een pomp. De functie is stroomgestuurd en
wordt gestart wanneer de stroom in de stand gereed gedurende een bepaalde tijdsduur
een bepaalde grenswaarde overschrijdt. De functie voor de gedeeltelijke verstopping kan
ook worden geactiveerd door een tijdschakelaar die handmatig kan worden ingesteld als
periodieke reiniging gewenst is. Na het voltooien van het reinigingsprogramma keert de
aandrijving automatische terug naar de vorige stand.
40
drie pompen installeren
alle drie de aandrijvingen.
eindklem 18 op de aandrijvingen 2 en 3.
eindklem 15 op de aandrijvingen 1 en 3.
op aandrijving 1 naar relais-eindklem 15 op aandrijving 2.
P6-19:Relais uitgang1 van 7: A-Alarm in 9: Pomp in bedrijf te wijzigen.
Control Terminal Unit 2
1
14 15 16 17 18
1
2
3
4
5
6
SRC 311 - SmartRun
(pagina 28).
Relay Terminal Unit 2
7
9
8
10 11 12 13
14 15 16 17 18
™
Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud
Een systeem met
Relay Terminal Unit 3
Control Terminal Unit 3
7
9
1
2
3
4
5
6
8
10 11 12 13
WS007551A
14 15 16 17 18