6. Druk op de navigatieknop.
7. Wijzig de waarde van de instelling voor de specifieke omstandigheden van het
8. Druk op de navigatieknop.
9. Druk op de knop 'On' om de aandrijving te starten.
10. Voer een reinigingsprogramma onder toezicht uit als deze functie gebruikt wordt. Als
6.5 Start- en stopniveaus (standaardniveaus)
Voeding
kW
4,0
5,5
7,5
11,0
15,0
18,5
22,0
4
Kan niet lager zijn dan het stopniveau of hoger dan de niveauschakelaar.
SRC 311 - SmartRun
™
Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud
Open de toepasselijke
Handeling
parameter
P1-08:Nominale stroom
Stel de nominale stroom van de pompmotor in.
P1-15:Startniveau
Stelt het pompputniveau in waarop de pomp begint met pompen.
P1-16:Stopniveau
Stelt het pompputniveau in waarop de pomp stopt met pompen.
De afstand tussen het startniveau en het stopniveau moet >10% van het
meetbereik van de sensoren zijn. Bijvoorbeeld een peilsensor met een bereik van
0-5 m (0-16,4 ft) moet het startniveau 0,5 m (0-1,64 ft) boven het stopniveau
hebben.
P5-01:Veldbus adres
Stel de identiteit van de pomp in om het wisselschema mogelijk te maken.
P6-13:Put/leiding
Stel de functies in voor het reinigen van de pompput en de leidingen.
reiniging
P1-21:Bereik
Stelt het maximale sensorbereik in.
niveaumeting
P1-22:Instelling lekkage
Zet het lekkagealarm op 'Off' als de pomp niet is uitgerust met een FLS-sensor.
sensor
Door FLS op 'Off' (Uit) te zetten wordt voor de aandrijving automatische
geconfigureerd dat het thermische contact geactiveerd wordt voor het activeren
van het alarm voor de temperatuuroverschrijding.
P1-23:Instelling HW
Stel de instellingen voor hoog-niveaualarm in voor de digitale drijfschakelaar.
vlotter
P1-24:Instelling HW via
Stel de instellingen voor hoog-niveaualarm in voor de analoge sensor.
sensor
P6-19:Relais uitgang1
Stel het alarm in of pompwerking relaisuitgang #1
P6-20:Relais uitgang2
Stel het alarm in of pompwerking relaisuitgang #2
P4-14: Vliegende starttijd Stel de tijdsduur voor de spoelklep in. Als starten op volle snelheid niet nodig is
voor deze parameter, zet dan de parameter op 0 voor minder energieverbruik.
P4-13: Max pomp cyclus
Stel d tjdsduur voor de pompcyclus in voordat het pompen op volle snelheid
begint. Bepaalt de maximale tijdsduur van de pompcyclus.
pompstation.
de standaardwaarden voor de toepassing ongeschikt zijn, pas dan de parameters
P4-16: Limiet SC functie , P4-19:Gevoeligheid SC functie en P1-04:Deceleratietijd aan
totdat de juiste instellingen worden bereikt.
pk
5,0
7,5
10,0
15,0
20,0
25,0
30,0
4
P1-15:Startniveau
(m)
(ft)
0,6
1,97
0,75
2,46
1,25
4,1
1,4
4,59
1,4
4,59
1,5
4,92
1,5
4,92
6 Systeeminstallatie en -bediening
P1-16:Stopniveau
(m)
(ft)
0,2
0,66
0,25
0,82
0,3
0,98
0,4
1,31
0,4
1,31
0,5
1,64
0,5
1,64
35