Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Handleiding voor
installatie, bediening en
onderhoud
SRC 311 - SmartRun

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Samenvatting van Inhoud voor Xylem FLYGT SmartRun SRC 311

  • Pagina 1 Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud ™ SRC 311 - SmartRun...
  • Pagina 3: Available Languages

    Available languages Available languages Hrvatski Ovaj priručnik se može preuzeti i na hrvatskom jeziku sa http:// tpi.xyleminc.com. Český Tato příručka je také k dispozici ke stažení v českém jazyce na následující adrese: http://tpi.xyleminc.com. Dansk Denne vejledning kan også hentes på dansk fra http:// tpi.xyleminc.com.
  • Pagina 5: Softwareversie

    Softwareversie Softwareversie Deze handleiding beschrijft de eigenschappen en de functies van de SRC 311, versie 4.X. SRC 311 - SmartRun ™ Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud...
  • Pagina 7: Inhoudsopgave

    Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Inleiding en veiligheid....................... 3 1.1 Inleiding..........................3 1.2 Veiligheidstermen en -symbolen..................3 1.3 Veiligheid van de gebruiker....................4 1.4 Weggooien van verpakking en het product..............4 1.5 Reserveonderdelen......................5 1.6 Garantie..........................5 1.7 Ondersteuning........................5 2 Transport en opslag........................6 2.1 Levering controleren......................
  • Pagina 8 Inhoudsopgave 6 Systeeminstallatie en -bediening................... 31 6.1 Beeldscherm en knoppen....................31 6.2 Werkingsmodus......................... 32 6.3 Berichten op het LED-scherm, IP20.................34 6.4 Richtlijnen voor het opstarten..................34 6.5 Start- en stopniveaus (standaardniveaus)...............35 6.6 Wijzig de taal van de weergave..................36 6.7 Pompbesturingsfuncties....................36 6.7.1 Normale pompcyclus....................
  • Pagina 9: Inleiding En Veiligheid

    Dit bevat alle modificaties aan de apparatuur of het gebruik van onderdelen die niet door Xylem geleverd zijn. Neem voor vragen over het beoogde gebruik van de apparatuur contact op met een vertegenwoordiger van Xylem voordat u verder gaat.
  • Pagina 10: Veiligheid Van De Gebruiker

    Alle werkzaamheden aan het product moeten worden uitgevoerd door erkende elektriciens of bevoegde monteurs van Xylem. Xylem kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld als de werkzaamheden zijn uitgevoerd door ongeschoold of onbevoegd personeel. 1.4 Weggooien van verpakking en het product Neem de plaatselijke voorschriften in acht met betrekking tot het gescheiden inleveren van afval.
  • Pagina 11: Reserveonderdelen

    1.6 Garantie Zie de verkoopovereenkomst voor informatie over de garantie. 1.7 Ondersteuning Xylem biedt alleen ondersteuning bij producten die zijn getest en goedgekeurd. Xylem biedt geen ondersteuning bij niet goedgekeurde uitrusting. SRC 311 - SmartRun ™...
  • Pagina 12: Transport En Opslag

    2 Transport en opslag 2 Transport en opslag 2.1 Levering controleren 2.1.1 Het pakket controleren 1. Inspecteer het pakket direct op beschadigde of ontbrekende items. 2. Noteer eventuele beschadigde of ontbrekende items op het ontvangstbewijs en de vrachtbrief. 3. Dien een claim bij het transportbedrijf in als iets niet in orde is. Als het product door een distributeur is opgehaald, kunt u de claim rechtstreeks bij de distributeur indienen.
  • Pagina 13 2 Transport en opslag Opmerking: Plaats geen zware gewichten op het verpakte product. Opslagvereisten De omgevingstemperatuur voor de opslaglocatie moet liggen tussen -40°C (-40°F) en 60°C (140°F). SRC 311 - SmartRun ™ Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud...
  • Pagina 14: Productomschrijving

    3 Productomschrijving 3 Productomschrijving 3.1 Productontwerp ® De SRC 311 is een pompaandrijving met de SmartRun -functionaliteit, die op pompstations voor rioolwater aanwezig zijn. De aandrijving is een van de onderdelen die ® inbegrepen is in de Experior systeemoplossing voor pompinstallaties. Het systeem bestaat uit een peilsensor, een niveauschakelaar en de aandrijvingen die de pompen in de pompinstallatie bedienen en monitoren.
  • Pagina 15: Alarmuitgangen Die Door De Gebruiker Kunnen Worden Ingesteld

    3 Productomschrijving Indicatie Status Constant Knipperen Geen communicatie Niets Geen stroom. 3.5 Alarmuitgangen die door de gebruiker kunnen worden ingesteld Pin-configuratie WS007503 1. Relais 3 gemeenschappelijk 2. Relais 3 contact 3. Relais 4 gemeenschappelijk 4. Relais 4 contact 5. Relais 5 gemeenschappelijk 6.
  • Pagina 16: Het Gegevensplaatje

    3 Productomschrijving Gegevens Beschrijving Maximale schakelspanning 250 V AC / 30 V DC Maximale schakelstroom 6 A (250 V AC) / 5 A (30 V DC) Omgevingstemperatuur -10ºC – +50ºC Internationaal beschermingsteken IP20 UL-standaard UL94V-0 Aansluiting momentwaarde 0,5 Nm (4.5 Ib in) Communicatie De aandrijving en de toestand van de pompput kunnen op afstand gemonitord worden.
  • Pagina 17: Handmatig Verlagen

    3 Productomschrijving Modelnummer SRC311-2-4-0040K-55 2 3 4 5 6 SmartRun ™ Besturing Productfamilie Aantal bestuurde pompen Generatie Framegrootte (2-6) Ingangsspanning 2:200 – 240 V 4:380 – 480 V 5:500 – 600 V Vermogen bijvoorbeeld, 0040 = 4 Stroomapparaat K:Kilowatt P:Paardenkracht 10.
  • Pagina 18: Mechanische Installatie

    4 Mechanische installatie 4 Mechanische installatie 4.1 Niet installeren in een omgeving met explosiegevaar WAARSCHUWING: Gebruik deze pomp niet in omgevingen waarin mogelijk ontvlambare/explosieve of chemisch agressieve gassen of poeders aanwezig zijn. 4.2 Eisen aan de installatie Deze aandrijving met variabele snelheid is bedoeld voor professionele inbouw in een volledige installatie of in een systeem als onderdeel van een vaste installatie.
  • Pagina 19: Bevestig De Aandrijving Op Een Wand

    4 Mechanische installatie 4.3 Bevestig de aandrijving op een wand • De aandrijving moet in een verticale positie worden gemonteerd met behulp van de integrale gaten. • De steun moet plat, brandbestendig en trilvrij zijn. • Zorg dat de minimale vrije ruimte voor montage is aangehouden conform Bouwhoogte (pagina 15).
  • Pagina 20 4 Mechanische installatie IP 55 Framegrootte A mm (in) 450,0 (17,72) 540,0 (21,26) 865,0 (34,06) B mm (in) 428,0 (16,85) 515,0 (20,28) 830,0 (32,68) C mm (in) 433,0 (17,05) 520,0 (20,47) 840,0 (33,07) D mm (in) 8,0 (0,315) 8,0 (0,315) 10,0 (0,394) E mm (in) 252,0 (9,92)
  • Pagina 21: Bouwhoogte

    4 Mechanische installatie Framegrootte D mm (in) 28,5 (1,12) 33,4 (1,31) E mm (in) 238,0 (9,37) 256,0 (10,08) F mm (in) 188,0 (7,40) 210,5 (8,29) G mm (in) 176,0 (6,93) 197,5 (7,78) H mm (in) 4,2 (0,17) 4,2 (0,17) I mm (in) 8,5 (0,33) 8,5 (0,33) 4.5 Bouwhoogte...
  • Pagina 22: Installeer De Sensoren

    4 Mechanische installatie Framegrootte X mm (in) Y mm (in) 200 (7.9) 10 (0.394) 200 (7.9) 10 (0.394) 200 (7.9) 10 (0.394) 200 (7.9) 10 (0.394) IP 66 Framegrootte X mm (in) Y mm (in) 150 (5.9) 10 (0.394) 150 (5.9) 10 (0.394) Doorsnee aandrijvingswarmteverlies is 3% van de werklastcondities.
  • Pagina 23 4 Mechanische installatie Niveauschakelaar Hoog niveau, ≤ 0,6 m (1.97 ft) boven startniveau Startniveau Stopniveau Niveaumeting SRC 311 - SmartRun ™ Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud...
  • Pagina 24: Elektrische Installatie

    5 Elektrische installatie 5 Elektrische installatie Voorzorgsmaatregelen Zorg dat u voor aanvang van de werkzaamheden de veiligheidsinstructies in het hoofdstuk Inleiding en veiligheid (pagina 3) heeft gelezen en begrepen. GEVAAR: Elektrisch gevaar Voordat u begint met werkzaamheden aan de unit, dient u ervoor te zorgen dat de unit en het bedieningspaneel gescheiden zijn van de elektrische voeding en niet kunnen worden ingeschakeld.
  • Pagina 25: Richtlijnen Voor Aardegeleiding

    5 Elektrische installatie Eisen ten aanzien van zekeringen en stroomonderbreker • De zekeringen moeten voldoen aan de lokale codes of voorschriften. In het algemeen zijn zekeringen van het type gG (IEC 60269) of UL zijn geschikt; in sommige gevallen zijn zekeringen van het type aR nodig. De werktijd van de zekeringen moet minder zijn dan 0,5 seconden.
  • Pagina 26: Elektromagnetische Compatibiliteit

    5 Elektrische installatie Afsluiting van bescherming of kabelafscherming Gebruik een afschermingsafsluiting of EMI-klem om de afscherming te verbinden met de aardingsklem. 5.2 Elektromagnetische compatibiliteit De installateur moet ervoor zorgen dat de apparatuur of het systeem waarin het product wordt ingebouwd voldoet aan de regelgeving voor Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) van het land waarin het product gebruikt wordt.
  • Pagina 27: Aanhaalmomenten

    5 Elektrische installatie 5.6 Aanhaalmomenten Besturingsterminal Torsiewaarde 0,8 Nm (7.00 lb in) Elektrische aansluiting Afmeting aandrijving lb in 8,85 8,85 3,00 15,0 11,10 20,0 15,00 Optionele modules Torsiewaarde 0,5 Nm (4.50 lb in) 5.7 Het systeem installeren Vereisten • De mechanische installatie van pompen, schakelaar en sensoren is uitgevoerd. •...
  • Pagina 28 5 Elektrische installatie Situatie Handeling Als de aandrijving een IP55- Zorg dat de kabelwartels goedgekeurd zijn voor de IP55-omgeving. Voor versie is. framegroottes 4–6, gebruik de bijgeleverde metalen plaat om de kabelwartels te monteren. Als de aandrijving een IP66- Zorg dat de kabelwartels goedgekeurd zijn voor de IP66-omgeving. Boor versie is.
  • Pagina 29 5 Elektrische installatie L1/L L2/N L3 Afbeelding 5: Framegrootte 2-3 Afbeelding 6: Framegrootte 4-6 3. Sluit een draad aan tussen de volgende klemmen: De aansluitingen moeten worden uitgevoerd om de aandrijvingen in bedrijf te zetten. a) Sluit klemmen 1 en 12 op beide aandrijvingen aan. 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 13 14 15 16 17 18...
  • Pagina 30 5 Elektrische installatie a) Draai de draden om elkaar om elektromagnetisch ruis in het signaal te minimaliseren. b) Sluit de draden T1 en T2 aan op de besturingsklemmen 1 en 6. c) Sluit de aardedraad zo nodig aan op besturingsklem 7. d) Isoleer T3 en T4 en bind ze af in een eindkoker.
  • Pagina 31 5 Elektrische installatie 1 2 3 11 12 13 1 2 3 9 10 11 12 13 L1/L L2/N L3 L1/L L2/N L3 Afbeelding 15: Framegrootte 2-3 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 11 12 13 14 15 16 17 18 Afbeelding 16: Framegrootte 4-6 1.
  • Pagina 32: Klemmen

    5 Elektrische installatie 1. Kabal vanaf de niveausensor 2. Afgeschermd draad 3. - 4. + 5. Isoleer de draad die niet gebruikt wordt c) Sluit de schermdraad aan op eindklem 9 op aandrijving 2. d) Isoleer de witte draad omdat deze niet wordt gebruikt. 5.7.2 klemmen Power terminal Unit 1, 2 and 3 Control terminal Unit 1...
  • Pagina 33 5 Elektrische installatie 10. T3 11. T4 12. Zwarte draad 13. Draad van besturingsscherm 14. Niveauschakelaar • EU: Grijs • VS: rood 16. Schermdraad van de gemeenschappelijke communicatiekabel 17. Signaaldraden van de gemeenschappelijke communicatiekabel 18. Pomp 2 19. Niveaumeting 20. Schermdraad van de niveausensorkabel 21.
  • Pagina 34: Een Systeem Met Drie Pompen Installeren

    5 Elektrische installatie Klem Type Functie Relais 2 gemeenschappelijk, 250 V AC, 30 V DC, 5 A Configureerbare relais #2 (Uitgang actieve pomp) Relais 2 NO, 250 V AC, 30 V DC, 5 A Configureerbare relais #2 (Uitgang actieve pomp) Tabel 5: Uitgebreide relaiskaart Klem Type...
  • Pagina 35: Een Optionele Module Installeren

    5 Elektrische installatie 1. Installeer de eerste twee pompen en aandrijvingen conform de instructies in systeem met twee pompen installeren (pagina 21). 2. Sluit de stroomkabels aan op de derde aandrijving. 3. Sluit de stroom- en sensorkabels aan op de derde pomp. 4.
  • Pagina 36 5 Elektrische installatie Externe A-som alarm VFD 1 Relay VFD 2 Relay VFD 3 Relay 14 15 16 17 18 14 15 16 17 18 14 15 16 17 18 +0 V +24 V Startsignaal VFD 1 Relay VFD 2 Relay VFD 3 Relay 14 15 16 17 18 14 15 16 17 18...
  • Pagina 37: Systeeminstallatie En -Bediening

    6 Systeeminstallatie en -bediening 6 Systeeminstallatie en -bediening 6.1 Beeldscherm en knoppen IP20 IP55, IP66 Symbool Naam Beschrijving On (Aan) De knop wordt gebruikt om de aandrijving te starten Navigeren De knop wordt gebruikt om het menu te openen/verlaten (2 seconden) en om selectie/wijziging (<...
  • Pagina 38: Werkingsmodus

    6 Systeeminstallatie en -bediening 6.2 Werkingsmodus Auto De aandrijving bestuurt het proces met behulp van de stroominstellingen in het apparaat. De aandrijving wisselt tussen een energiezuinige werking en reinigingsfuncties, zoals beschreven door toepassingsvoorwaarden. Handmatig De operator bedient het proces handmatig met behulp van de schermtoetsen. De gebruikt niet de peilsensoren in deze stand en voert geen reinigingsfuncties uit.
  • Pagina 39 6 Systeeminstallatie en -bediening Auto-Pump cleaning Auto-Sump cleaning 0.62 m 0.62 m 15.0 Hz 4.2 A 15 kW 15.0 Hz 4.2 A 15 kW Werkingsmodus Autom./Handmatig Motorfrequentie Pompputniveau Stroom Voeding Uit-stand De aandrijving staat aan. Alle monitorfuncties zijn actief. Voor de pomp zijn geen bedieningsfuncties actief en de pomp werkt niet.
  • Pagina 40: Berichten Op Het Led-Scherm, Ip20

    6 Systeeminstallatie en -bediening External block 0.62 m Inhibit 6.3 Berichten op het LED-scherm, IP20 Deze informatie geldt niet voor de IP55 en de IP66 aangezien deze zijn uitgerust met OLED-schermen. Beeldscherm Status De hoofdstroom voor de aandrijving wordt aangezet, maar er verschijnt geen signaal voor Enable (Ingeschakeld) of Run (Actief).
  • Pagina 41: Start- En Stopniveaus (Standaardniveaus)

    6 Systeeminstallatie en -bediening Open de toepasselijke Handeling parameter P1-08:Nominale stroom Stel de nominale stroom van de pompmotor in. P1-15:Startniveau Stelt het pompputniveau in waarop de pomp begint met pompen. P1-16:Stopniveau Stelt het pompputniveau in waarop de pomp stopt met pompen. De afstand tussen het startniveau en het stopniveau moet >10% van het meetbereik van de sensoren zijn.
  • Pagina 42: Wijzig De Taal Van De Weergave

    6 Systeeminstallatie en -bediening Voeding P1-15:Startniveau P1-16:Stopniveau (ft) (ft) 30,0 40,0 5,58 37,0 50,0 5,58 45,0 60,0 5,58 55,0 75,0 5,58 75,0 120,0 5,58 De afstand tussen het start- en het stopniveau moet <10% van het meetbereik van de sensoren zijn. Een niveausensor met het bereik van 0-5 m (0-16.4 ft) moet bijvoorbeeld een startniveau van 0,5 m (0-1.64 ft) boven het stopniveau hebben.
  • Pagina 43: Hoge Instroom

    6 Systeeminstallatie en -bediening nr. Naam Beschrijving 6 Stop verlaging/verhoging De frequentie wordt verlaagd richting de nul op een snelheid die geschikt is om waterslag te voorkomen. 7 Uitloop tot stop De pomp loopt uit tot stop in een nul torsiemodus. 6.7.2 Hoge instroom Tijdens omstandigheden van hoge instroom, zoals regen, lukt het de omp niet om de pompput te legen met behulp van de optimale snelheid.
  • Pagina 44: Energiebesparing

    6 Systeeminstallatie en -bediening 6.7.4 Energiebesparing De aandrijving berekent met deze functie de optimale snelheid. De functie berekent de optimale snelheid voor het specifieke systeem. De waarde voor optimale snelheid verandert met 1 Hz per pompcyclus wanneer de pomp actief is. Afhankelijk van het systeem en het aantal pompcycli, kan de berekening uren duren voordat de optimale snelheid wordt gevonden.
  • Pagina 45: Pompblokkade

    6 Systeeminstallatie en -bediening Fieldbusadres Pompnummer 50 (standaard) Pompidentiteitalternatie Elk pompnummer correspondeert met een specifiek, vast startniveau wat maximaal 24 cm lager is dan het startniveau dat gedefinieerd is in parameter P1-15:Startniveau. Wanneer het waterpeil het stopniveau bereikt en een pompcyclus eindigt, selecteren alle aandrijvingen willekeurig een van de twee mogelijke startniveaus die gebruik worden voor de volgende pompcyclus.
  • Pagina 46: Reiniging

    6 Systeeminstallatie en -bediening Pompblokkering op een systeem met drie pompen Omdat relais 1 en 2 gebruikt worden voor afwisseling of pompblokkering, zijn extra I/O- extensiemodules nodig om alarm- en andere informatie over de doorloop te krijgen als relaissignalen voor deze toepassing. 1.
  • Pagina 47 6 Systeeminstallatie en -bediening De functie wordt in- of uitgeschakeld in de parameter P1-17:Pomp reiniging. Spoelklep Met deze functie kan de pomp op maximale frequentie worden ingesteld op een vooraf gedefinieerd tijd bij elke keer dat de pomp gestart wordt. De functie wordt in- of uitgeschakeld in de parameter P4-14: Vliegende starttijd.
  • Pagina 48: Onderhoudsfunctie

    6 Systeeminstallatie en -bediening 6.7.8 Onderhoudsfunctie De functie voor het uitvoeren van onderhoud wordt gebruikt om te voorkomen dat de pomp langdurig niets doet waardoor de pomp slechter gaat functioneren. De functie zorgt ervoor dat de pomp begint op een lage snelheid (5 Hz) na een bepaalde periode van inactiviteit in de stand auto-stand-by.
  • Pagina 49: Ontgrendel De Uitgebreide Parameters Die Ingesteld Zijn

    6 Systeeminstallatie en -bediening Control Terminal H-0-A interface 10 11 12 13 6.8 Ontgrendel de uitgebreide parameters die ingesteld zijn. De aandrijving bevat parameters op drie niveaus. Voor twee niveaus is een wachtwoord nodig. Niveau Wachtwoord Beschrijving Parameters voor basisaandrijving en procesinstellingen.
  • Pagina 50: Onderhoud

    7 Onderhoud 7 Onderhoud Controle van de aardegeleiding Na servicewerkzaamheden moet de aardegeleiding (massa) altijd getest worden. 7.1 Preventief onderhoud Sommige onderdelen van het product slijten en moeten regelmatig worden vervangen om onverwachte uitval tot een minimum te beperken. Ventilatoren IP55- en IP66-ventilatoren aan de binnenkant en warmtegeleidingsklemmen aan de buitenkant moeten elke drie jaar vervangen worden.
  • Pagina 51: Storingen Verhelpen

    8 Storingen verhelpen 8 Storingen verhelpen Voorzorgsmaatregelen Zorg dat u voor aanvang van de werkzaamheden de veiligheidsinstructies in het hoofdstuk Inleiding en veiligheid (pagina 3) heeft gelezen en begrepen. GEVAAR: Elektrisch gevaar Problemen oplossen met een geactiveerd bedieningspaneel stelt personeel bloot aan gevaarlijke voltages.
  • Pagina 52 8 Storingen verhelpen Alarmen De aandrijving houdt naast de geactiveerde alarmen vijf verschillende procesalarmen in de gaten. Bepaalde alarmen kunnen afzonderlijk worden geconfigureerd. Diverse alarmen kunnen ook worden gecategoriseerd als alarmen van niveau A of B. Alle alarmen zijn voorzien van een hindervertraging van 10 seconden voordat ze geactiveerd worden. Alarmen worden gecategoriseerd als A- of B-alarmen om onderscheid te maken tussen verschillende prioriteitenniveaus waarbij A-alarmen serieuzer zijn dan B-alarmen.
  • Pagina 53: Actief Alarm Resetten

    8 Storingen verhelpen voor meer informatie over alarmlogmeldingen de P0-50:Alarmlog in Softwareparameters (pagina 52). Zie tevens P0-13:Foutcode log in Foutcodes (pagina 47). Alarmstatus De alarmcode in P1-19:Alarmstatus is de som van alle actieve alarmen. Wanneer een alarm gereset wordt maar nog steeds actief is, verdwijnt het alarm van de relaisuitgang, het beeldscherm en de P1-19:Alarmstatus-parameter.
  • Pagina 54 8 Storingen verhelpen Beeldschermmelding Beschrijving van Correctieve actie beeldschermmeldingen no-Flt Geen fout Wordt weergegeven in P0-13 als er geen fouten in het logbestand staan.P0-13:Foutcode log. Ogenblikkelijke overstroom op Fout treedt op in ingeschakelde aandrijving. uitgang van aandrijving • Controleer de motor en de motoraansluitkabel op kortsluitingen.
  • Pagina 55 8 Storingen verhelpen Beeldschermmelding Beschrijving van Correctieve actie beeldschermmeldingen P-LoSS Ingangsfase ontbreekt Eén ingangsfase is losgekoppeld of ontbreekt. De fout treedt alleen op voor aandrijvingen die bedoeld zijn voor een 3-fase-voeding. h 0–1 Ogenblikkelijke overstroom op Raadpleeg foutcode 3. uitgang van aandrijving th-Flt Defecte thermistor op warmtegeleider Als de fout aanhoudt, neem dan contact op met uw verkoop- en servicevertegenwoordiger.
  • Pagina 56 8 Storingen verhelpen Beeldschermmelding Beschrijving van Correctieve actie beeldschermmeldingen AtF–02 Automatisch fijnafstellen mislukt Gemeten motorstator weerstand is te groot. • Zorg ervoor dat motor correct is aangesloten en geen defecten heeft. • Controleer of het nominale vermogen overeenkomt met het nominale vermogen van de aangesloten aandrijving.
  • Pagina 57: Technische Verwijzingen

    9 Technische verwijzingen 9 Technische verwijzingen 9.1 Systeemoverzicht De aandrijvingen delen de functionaliteit van de analoge niveausensor en de digitale niveausensor. Het systeem hoeft geen pompen en aandrijvingen van dezelfde grootte te gebruiken; het is mogelijk om een combinatie van pompen en aandrijving van verschillende groottes te gebruiken.
  • Pagina 58: Softwareparameters

    9 Technische verwijzingen 9.2 Softwareparameters Tabel 9: Aanpasbare parameters Parameternaam Standaardwaar Niveau Beschrijving P1-01:Maximale snelheid Varieert Maximale snelheidslimiet P1-02:Minimale snelheid 30,0 Hz Minimale snelheidslimiet P1-03:Acceleratietijd 1,0 s Acceleratie versnellingstijd P1-04:Deceleratietijd 10,0 s Deceleratie vertragingstijd P1-06:Energie optimalisator Configureert de energieoptimalisator van de motor. Wanneer de Uitgeschakeld energieoptimalisatie is ingeschakeld, varieert de motorspanning dynamisch in overeenstemming met de belasting.
  • Pagina 59 9 Technische verwijzingen Parameternaam Standaardwaar Niveau Beschrijving P1-21:Bereik niveaumeting Varieert Configureert de schaalfactor voor het bereik van de niveausensoren. Sensorbereik voor 50 Hz is in cm en voor 60 Hz in een 100ste van een foot. P1-22:Instelling lekkage sensor Configureer het lekkage-alarm. Als geen FLS is aangesloten, zet dan het alarm uit.
  • Pagina 60 9 Technische verwijzingen Parameternaam Standaardwaar Niveau Beschrijving P2-13:Ana uitgang2 functie 0: Pomp in • 0: Pomp in bedrijf bedrijf • 1: Drive status OK • 2: Op doel snelh. • 3: Toerental > 0 • 4: Toeren >= limiet • 5: Stroom >= limiet •...
  • Pagina 61 9 Technische verwijzingen Parameternaam Standaardwaar Niveau Beschrijving P4-16: Limiet SC functie Geeft de factor voor tijdsduur verstreken (timeout) weer van de knordetectiefunctie die bepaald waarmee de berekende knortijd is opgeschaald. De timeout van de berekende knortijd is flexibel en berekent de verwachte tijd die nodig is om het niveau van het stopniveau naar het knorniveau te pompen.
  • Pagina 62 9 Technische verwijzingen Parameternaam Standaardwaar Niveau Beschrijving P6-20:Relais uitgang2 Configureert wanneer een relaisuitgang open of gesloten is. • 0: Inschakelen • 1: Lekkage alarm • 2: Pomp hoge temp alarm • 3: Hoog niv alarm (Dig) • 4: Sensor fout •...
  • Pagina 63 9 Technische verwijzingen Parameternaam Niveau Beschrijving P0-23:Tijd koeltemp > 85C Toont twee invulwaarden: Het eerste deel toont de uren. Het tweede deel toont minuten en seconden. Toont de hoeveelheid tijd in uren en minuten die de aandrijving tijdens zijn bruikbare leven gewerkt heeft met een warmtegeleider die een temperatuur heeft van meer dan 80°C (176°F).
  • Pagina 64: Communicatie

    9 Technische verwijzingen Parameternaam Niveau Beschrijving P0-50:Alarmlog Toon de alarmlog. Voorbeeld: Alarmloginvoer is: AAABC Tijd. 0–600 uur Geactiveerd of gerest. 0 = gereset, 1 = getriggerd Alarmcode 1–5 Pomplekkage Temperatuuroverschrijding pomp Hoog-niveau, Digitale niveauschakelaar Sensorfout Hoog-niveau, Analoge niveauschakelaar P0-65:Regelaar looptijd totaal Toont de tijd die de aandrijving onder stroom heeft gestaan in uren, minuten, en seconden sinds de productiedatum P0-66:PLC programma ID...
  • Pagina 65 9 Technische verwijzingen Download voor meer informatie over Modbus RTU Control en Register-indeling document TD883016 op http://tpi.xyleminc.com. Neem contact op met de verkoopondersteuning voor meer informatie over communicatie. SRC 311 - SmartRun ™ Handleiding voor installatie, bediening en onderhoud...
  • Pagina 68 Ga voor meer informatie over hoe Xylem u kan helpen naar xyleminc.com. Raadpleeg www.xylemwatersolutions.com/contacts/ voor contactgegevens van uw plaatselijke verkoop- en servicevertegenwoordiger.

Inhoudsopgave