Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

CITROEN C5 X Instructieboekje pagina 78

Inhoudsopgave

Advertenties

Veiligheid
5. Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
rechtsachter
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel(s)
losgemaakt / niet vastgemaakt
Dit lampje gaat rood branden op zowel het
instrumentenpaneel als het display met
waarschuwingslampjes voor de veiligheidsgordels,
als het systeem heeft gedetecteerd dat een van
de veiligheidsgordels is losgemaakt of niet is
vastgemaakt.
Waarschuwing niet vastgemaakte
veiligheidsgordel vóór
Als het contact aan staat en de bestuurder of
voorpassagier zijn gordel niet heeft vastgemaakt,
gaat het betreffende waarschuwingslampje (1 of
2) rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2
minuten rood in combinatie met een geluidssignaal.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje rood
branden totdat de gordel is vastgemaakt.
Waarschuwing veiligheidsgordel achter
niet vastgemaakt
Als het contact aan staat en een van de
achterpassagiers de veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat het betreffende
waarschuwingslampje (3, 4 of 5) gedurende 1
minuut rood branden.
Waarschuwing veiligheidsgordel
losgemaakt
Als het contact aan staat en de bestuurder of een
passagier de veiligheidsgordel losmaakt, gaat het
betreffende waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of 5)
76
rood branden. Bij snelheden hoger dan 20 km/h
knippert dit waarschuwingslampje ongeveer 2
minuten in combinatie met een geluidssignaal.
Vervolgens blijft het waarschuwingslampje branden
totdat de veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
Als het contact aan staat en de bestuurder of
een passagier de veiligheidsgordel
vastmaakt, gaat het betreffende
waarschuwingslampje (1, 2, 3, 4 of 5) groen branden
op het display.
Als het contact aan staat en het systeem
detecteert dat een van de
passagierszitplaatsen voorin of achterin niet bezet
is, gaat het betreffende waarschuwingslampje (2, 3,
4 or 5) grijs branden op het display.
Als er geen waarschuwingen voor niet-bevestigde of
losgemaakte veiligheidsgordel meer zijn, dan blijven
de groene of grijze waarschuwingslampjes ongeveer
30 seconden branden en gaan dan uit.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Maak altijd de veiligheidsgordel vast, ongeacht
de reistijd en de plaats waar u in de auto zit.
Wissel de gordelsluitingen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Voor een juiste werking van de gordelsluiting
moet u voor het vastmaken van de gordel
controleren of er geen vreemde voorwerpen
aanwezig zijn in de sluiting.
Controleer zowel voor als na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Omdoen
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
van de schouder worden geplaatst.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
– dient deze strak om het lichaam te worden
gedragen.
– moet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt.
– mag deze door niet meer dan één persoon
worden gebruikt.
– mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen.
– mag er niets aan de gordel worden gewijzigd
om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt.
Aanbevelingen voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of
passagiers kleiner dan 1,5 meter gebruik van een
geschikt kinderzitje.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave