Praktische informatie
Controleer het peil met de oliepeilindicator op het
instrumentenpaneel terwijl het contact is
ingeschakeld (bij auto's met elektrische meter) of
met de peilstok.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Er
wordt geadviseerd om het oliepeil elke 5000 km te
controleren en, waar nodig, olie bij te vullen.
Gebruik nooit additieven in de motorolie om
te voorkomen dat de motor en
emissieregeling minder betrouwbaar werken.
Controle met de oliepeilstok
Zie de afbeelding van onder de motorkap voor de
locatie van de peilstok.
► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde
helemaal naar buiten.
► Veeg het uiteinde van de peilstok af met een
schone, niet-pluizende doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de buis en
trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren:
het oliepeil is juist als het tussen de merktekens A
(max) en B (min) ligt.
Start de motor niet wanneer het peil staat:
162
– boven markering A; neem contact op met een
CITROËN-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
– onder markering B; vul onmiddellijk motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Wanneer u motorolie bijvult of ververst,
controleer dan of de olie geschikt is voor de
motor en voldoet aan de aanbevelingen in het
onderhoudsschema dat bij de auto is geleverd
(of verkrijgbaar is bij uw CITROËN-dealer en bij
gekwalificeerde werkplaatsen).
Wanneer er niet-aanbevolen olie wordt gebruikt,
kan de garantie bij een defecte motor vervallen.
Motorolie bijvullen
Zie de betreffende afbeelding van de motorruimte
voor de locatie van de motorolievuldop.
► Giet de olie voorzichtig in de opening om morsen
op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand
veroorzaken).
► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens
nogmaals het oliepeil met de peilstok.
► Vul indien nodig bij.
► Draai, nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd, de motorolievuldop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
De indicatie van het oliepeil dat op het
instrumentenpaneel wordt weergegeven
wanneer het contact wordt aangezet, is de eerste
30 minuten na het bijvullen van olie niet geldig.
Remvloeistofniveau
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo
dicht mogelijk bij het merkteken "MAX" te
bevinden. Wanneer dit niet het geval is, controleer of
de remblokken van uw auto zijn versleten.
Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast
te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden
ververst.
Reinig de dop voordat u deze verwijdert om
bij te vullen. Gebruik alleen DOT4-
remvloeistof die in een ongeopende verpakking
zit.
Koelvloeistof
Het is normaal dat tussen twee
onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet
worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het peil controleert en
koelvloeistof bijvult.
Bij te weinig koelvloeistof kan er grote schade aan
de motor ontstaan, dus zorgt dat het peil bij de
markering "MAX" staat, maar nooit erboven.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
"MIN" bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de
koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom
na het afzetten van de motor ten minste één uur
voordat u er werkzaamheden aan uitvoert.