Rijden
Dit systeem regelt geen te krappe bochten
(bijvoorbeeld in een haarspeldbocht).
Werkingsvoorwaarden
– In aanmerking komende wegen: wegen met
gescheiden rijbanen die verboden zijn voor
voetgangers en fietsers.
– Highway Driver Assist 2.0 geactiveerd.
– Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/h.
Werking
De auto rijdt met de ingestelde
snelheid en houdt de bochten in
de gaten.
Het systeem verlaagt langzaam
de snelheid in de bocht om
comfortabel door de bocht te rijden.
Tijdelijke interventie van de bestuurder
Als de bestuurder vindt dat de snelheid te laag of te
hoog is, kan hij de pedalen gebruiken.
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wordt
Highway Driver Assist 2.0 uitgeschakeld, en
wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt, wordt de
functie tijdelijk onderbroken.
122
Halfautomatisch veranderen
van rijstrook
(Met Highway Driver Assist 2.0)
Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Het systeem assisteert de bestuurder bij het
wisselen van rijstrook.
Hiervoor wordt de camera boven aan de voorruit, de
radar aan de voorzijde en de vier hoekradars in de
bumpers gebruikt.
Het stuurwiel is voorzien van een
hands-on-detectiesysteem om te voorkomen
dat de bestuurder de aandacht verliest.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over het hands-on-detectiesysteem.
Het systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd waakzaam
moet blijven. De bestuurder blijft verantwoordelijk
voor het rijden en dient de omgeving in de gaten
te houden en de handen op het stuurwiel te
houden.
De bestuurder moet meteen actie ondernemen
als hij denkt dat de verkeerssituatie of het
wegoppervlak ingrijpen vereist, door het stuurwiel
te bewegen om de werking van het systeem
tijdelijk te onderbreken.
Elk gebruik van het rempedaal of het gaspedaal
waardoor de adaptieve snelheidsregelaar wordt
onderbroken, zorgt er ook voor dat het systeem
wordt uitgeschakeld.
Systeem selecteren
Twee mogelijkheden:
– Wanneer de auto al op een geschikte weg rijdt,
selecteert de bestuurder het systeem door Highway
Driver Assist 2.0-systeem in te schakelen.
– Of, als de bestuurder Highway Driver Assist al
gebruikt, suggereert de auto wanneer deze op een
geschikte weg rijdt om het systeem te selecteren
door de OK-knop in te drukken.
Inschakelen / uitschakelen
► Schakel de richtingaanwijzer aan de zijde voor
het wisselen van rijstrook in, waarbij al dan niet het
punt van weerstand van de lichtschakelaar wordt
overschreden.
De bestuurder kan op elk moment de controle over
de auto weer overnemen: