In geval van pech
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of
noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A) de stalen velg of het
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
conische contactvlak (B) van elke bout op zijn
plek gehouden.
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
► Draai de slotbout met de wielsleutel (5) en de
dop (2) voorlopig vast.
► Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5) handvast.
174
► Laat de auto weer volledig zakken.
► Vouw de krik (6) op en verwijder deze.
► Draai de slotbout met de wielsleutel (5) en de
dop (2) vast.
► Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5) vast.
► Bevestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
► Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Het wiel met de lekke band kan niet op de plek van
het reservewiel worden opgeborgen. Leg het in de
bagageruimte.
Met een noodreservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active
Safety Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).
Rijd niet sneller dan 80 km/h.
Het is niet toegestaan om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
een laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.