Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Lane Positioning Assist - CITROEN C5 X Instructieboekje

Inhoudsopgave

Advertenties

Rijden
Gebruik het systeem niet:
– Na een klap tegen de voorruit ter hoogte
van de camera of een klap tegen de voorbumper.
– Bij een defect remlicht.
Het systeem mag niet worden gebruikt:
– Bij lange voorwerpen op dakdragers.
– Als de auto een aanhanger trekt of wordt
gesleept.
– Als de voorkant van de auto is aangepast
(bijvoorbeeld door de montage van verstralers of
het overspuiten van de voorbumper).
– Als de werking van de radar wordt gehinderd.
Storing
Wanneer er zich een storing voordoet, worden in
plaats van de ingestelde snelheid streepjes (oranje)
weergegeven.
Om de storing te bevestigen, gaat dit
waarschuwingslampje branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren.

Lane Positioning Assist

Raadpleeg de algemene adviezen over
het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
118
Het systeem herkent de rijstrookmarkeringen en
houdt de auto op de door de bestuurder gekozen
positie binnen de rijstrook.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die
boven aan de voorruit is geplaatst.
Deze functie is vooral geschikt voor het rijden op
snelwegen en hoofdwegen.
Inschakelen / uitschakelen
Wanneer de Highway Driver Assist-modus is
geselecteerd, wordt Lane Positioning Assist
automatisch ingeschakeld.
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over Highway Driver Assist.
De selectie wordt bevestigd door de weergave
van de symbolen op het instrumentenpaneel
die het stuurwiel en de rijstrookmarkeringen
vertegenwoordigen.
De kleur van de symbolen hangt af van de
werkingsstatus van het systeem:
(grijs)
Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
gepauzeerd.
(groen)
Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan;
het systeem is actief.
(oranje)
Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem enige tijd niet wil
gebruiken, kan het worden uitgeschakeld door
opnieuw op de toets ASSIST te drukken (dit
wordt bevestigd door het niet langer weergeven
van de miniweergave Rijhulpsystemen op het
instrumentenpaneel).
De status van het systeem wordt
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Werkingsvoorwaarden
– Adaptieve snelheidsregelaar actief.
– ESP in werkende staat.
– ASR-systeem ingeschakeld.
– Er wordt geen aanhanger gedetecteerd.
– Er wordt geen noodreservewiel gebruikt.
– De auto wordt niet blootgesteld aan hoge,
zijdelingse g-krachten.
– Richtingaanwijzers uit bij activering van het
systeem.
Regeling
De bestuurder moet het stuurwiel goed vasthouden.
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, worden
de symbolen groen weergegeven: het systeem
begeleidt de auto door middel van kleine
stuurbewegingen en houdt deze op de door de
bestuurder gekozen positie binnen de rijstrook. Deze
positie hoeft niet het midden van de rijstrook te zijn.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave