Bediening
Opname
6.12.1.7
Looftrekwiel
(1)
(2)
(3)
(4)
De looftrekwielen rechts (1) en links bevinden zich op de damopname, tussen de
beide buitenste schijfkouters en de zijwand van het zeefkanaal. Beide looftrekwielen
zijn identiek, maar in spiegelbeeld ten opzichte van elkaar ingebouwd.
De veerspanning (4) moet zo worden ingesteld, dat de looftrekwielen goed door
zeefketting 1 worden aangedreven. Wanneer loof zich ophoopt en niet voldoende naar
binnen kan worden getrokken, kan de spanning van de veren worden verhoogd om de
druk op de looftrekwielen te verhogen. Daarbij kunnen beide zijden afzonderlijk wor-
den ingesteld. Hogere druk op de looftrekwielen betekent ook meer slijtage.
De loofafvoerkuip (2) voorkomt dat afgesneden loof en overhangend loof van de vol-
gende rij zich bij de zijwand van het zeefkanaal kan ophopen.
Door de naar binnen gerichte inbouw van de looftrekwielen wordt voorkomen, dat de
stroom oogstproducten zich op de riemen aan de zijkant van zeefketting 1 ophopen,
waar de stroom oogstproducten niet kan worden gezeefd.
Met het gatenpatroon (3) kan de inbouwpositie van het looftrekwiel aan de omgevings-
omstandigheden worden aangepast. Daarbij moet bij ingebouwde hydraulische schijf-
kouter en groot looftrekwiel altijd het achterste gat worden gekozen.
222 / 494
4
1
3
2
Looftrekwiel rechts
Gatenpatroon looftrekwiel rechts
Spanner looftrekwiel rechts
Spanner looftrekwiel rechts