Basisbediening en -instellingen
Voor andere verbindingsinstellingen raadpleegt u de pagina's die
overeenkomen met het apparaat dat moet worden aangesloten en
de verbindingsmethode.
Raadpleeg pagina 20 wanneer u de NFC-functie gebruikt.
[Wi-Fi/NFC]
Stel dit in op [Inschakelen] om de selectie van [Wi-Fi-functie] op
het tabblad [53] in te schakelen.
Als het gebruik van elektronische en draadloze apparaten is
verboden, zoals in een vliegtuig of ziekenhuis, stelt u deze optie in
op [Uitschakelen].
Wanneer [Inschakelen] is ingesteld, kunt u de camera niet via een
kabel aansluiten op Connect Station, een computer, printer,
GPS-ontvanger, televisie of een ander apparaat (pag. 19).
Gebruik van de camera terwijl de draadloze functies actief zijn
Wanneer u de draadloze verbinding prioriteit wilt geven, dient u niet aan
de aan-uitschakelaar, het programmakeuzewiel, het kaartsleuf-/
accucompartimentklepje of andere onderdelen te komen. Anders kan
de draadloze verbinding verbroken worden.
18
Selecteer de Wi-Fi-functie
4
waarmee u verbinding wilt
maken.
Druk op de pijltjestoetsen <W> <X>
of <Y> <Z> om een item te
selecteren.
Als u de verbindingsinstellingen niet
hebt vastgelegd, wordt het
instelscherm weergegeven.
Als u de verbindingsinstellingen al
hebt vastgelegd, wordt het scherm
voor opnieuw verbinden
weergegeven.