6.2.4
Inbedrijfstelling met synchrone motoren zonder encoderterugkoppeling (regeling PMVC)
De synchrone motoren zijn permanente magneetmotoren.
AANWIJZING
Controleer de werking van encoderloze synchrone motoren door middel van een test-
toepassing. Een stabiel bedrijf in deze bedrijfsmodus kan niet voor alle applicatiege-
vallen worden gegarandeerd.
1. Sluit de motor aan op de regelaar. Let bij het aansluiten op de nominale spanning
2. Voer de motorgegevens van het motortypeplaatje in:
3. Zet het maximum toerental met P1-01 op het maximale nominaal motortoerental
4. Stel de acceleratie- en deceleratie-integratoren met P1-03 en P1-04 in.
5. Start het automatisch meten van de motor "Auto-Tune" zoals beschreven in het
6. Controleer de magnetisatiestroom (P0-14) bij half nominaal toerental zonder be-
7. Pas de stijfheid aan in P7-10 om het regelgedrag te optimaliseren:
8. Om de rotor bij vrijgave uit te lijnen en meer koppel in het lagere toerentalbereik te
Heel soms kan het nuttig zijn de parameters die bij de automatische meetprocedure
zijn vastgelegd, met de parameters van de motorgegevens te vergelijken en evt. te
corrigeren. Houd er rekening mee dat de waarden bij lange motorkabels van elkaar
kunnen afwijken.
Een nieuwe meetprocedure is niet noodzakelijk.
van de motor.
•
P1-07 = inductiespanning/nullastspanning [V/min
•
P1-08 = nominale stroom van de motor
•
P1-09 = nominale frequentie van de motor
•
P1-10 = nominaal toerental van de motor
•
P1-14 = 201 (uitgebreid parametermenu)
•
P4-01 = 3 (PMVC-toerentalregeling)
•
P2-24 = PWM-frequentie (minstens 8 − 16 kHz)
en het minimum toerental met P1-02 op minimaal 10% van het nominale motortoe-
rental.
hoofdstuk "Automatische meetprocedure ("Auto-Tune")".
lasting.
•
Als de waarde groter is dan +0,3 A, moet de nominale motorspanning P1-07
worden verlaagd.
•
Als de waarde lager is dan -0,3 A, moet de nominale motorspanning P1-07
worden verhoogd.
•
verhogen van P7-10 maakt de motor stijver, verlagen doet het tegenovergestel-
de.
•
Het instelbereik moet tussen 8 en 15 liggen, maar kan variëren.
krijgen, zet u P7-14 en P7-15 eerst op 10%. Een individuele aanpassing kan nodig
zijn. Let erop dat de motor door de hogere stroomvoering zeer warm kan worden.
Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling met motoren
-1
] bij nominaal motortoerental
Technische handleiding – MOVITRAC
6
59
®
LTP-B