6.2.1
Inbedrijfstelling met asynchrone motoren met V/f-besturing
1. Sluit de motor aan op de regelaar. Let bij het aansluiten op de nominale spanning
2. Voer de motorgegevens van het motortypeplaatje in:
3. Stel het maximum en minimum toerental met P1-01 en P1-02 in.
4. Stel de acceleratie- en deceleratie-integratoren met P1-03 en P1-04 in.
5. Start het automatisch meten van de motor "Auto-Tune" zoals beschreven in het
6.2.2
Inbedrijfstelling met asynchrone motoren met VFC-toerentalregeling
1. Sluit de motor aan op de regelaar. Let bij het aansluiten op de nominale spanning
2. Voer de motorgegevens van het motortypeplaatje in:
3. Stel het maximum en minimum toerental met P1-01 en P1-02 in.
4. Stel de acceleratie- en deceleratie-integratoren met P1-03 en P1-04 in.
5. Start het automatisch meten van de motor "Auto-Tune" zoals beschreven in het
6. Het regelgedrag kan bij ontoereikende prestaties van de regelaar via de parameter
van de motor.
•
P1-07 = nominale spanning van de motor
•
P1-08 = nominale stroom van de motor
•
P1-09 = nominale frequentie van de motor
•
P1-10 = nominaal toerental van de motor
- Waarde = 0: Slipcompensatie gedeactiveerd
- Waarde ≠ 0: Slipcompensatie geactiveerd
•
P1-14 = 201 (uitgebreid parametermenu)
•
P4-01 = 2 (V/f-toerentalregeling)
hoofdstuk "Automatische meetprocedure ("Auto-Tune")".
van de motor.
•
P1-07 = nominale spanning van de motor
•
P1-08 = nominale stroom van de motor
•
P1-09 = nominale frequentie van de motor
•
P1-10 = nominaal toerental van de motor
•
P1-14 = 201 (uitgebreid parametermenu)
•
P4-01 = 0 (VFC-toerentalregeling)
•
P4-05 = vermogensfactor
hoofdstuk "Automatische meetprocedure ("Auto-Tune")".
P7-10 worden geoptimaliseerd.
Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling met motoren
Technische handleiding – MOVITRAC
6
57
®
LTP-B