09 Wielen en banden
||
09
13. Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie
ca. 3 km af bij een snelheid van maximaal
80 km/h, zodat het afdichtmiddel de band
kan afdichten.
N.B.
Tijdens de eerste slagen die de band rond-
draait spuit er afdichtvloeistof uit het gat.
WAARSCHUWING
Houd bij het wegrijden omstanders uit de
buurt van de auto om te voorkomen dat ze
afdichtmiddel op zich krijgen. De afstand
moet minimaal twee meter zijn.
Gerelateerde informatie
•
Noodreparatieset voor banden (p. 358)
•
Noodreparatieset voor banden - repara-
tieresultaat controleren (p. 362)
•
Noodreparatieset voor banden - overzicht
(p. 359)
1 bar = 100 kPa.
29
362
Noodreparatieset voor banden -
reparatieresultaat controleren
Wanneer een band gerepareerd is met de
noodreparatieset, Temporary Mobility Kit
(TMK), moet na zo'n 3 kilometer rijden een
controle plaatsvinden.
Bandenspanning controleren
1. Sluit de uitrusting opnieuw aan.
2. Lees de bandenspanning van de mano-
meter af.
•
Als de spanning lager is dan 1,3 bar
is de band onvoldoende afgedicht.
Beëindig in dat geval de rit. Neem con-
tact op met een erkende Volvo-werk-
plaats.
•
Als de bandenspanning hoger is dan
29
1,3 bar
, moet u de band oppompen
tot de spanning die staat aangegeven
in de bandenspanningstabel, zie Ban-
den - goedgekeurde bandenspanning
(p. 447). Laat lucht uit de band ont-
snappen, als de bandenspanning te
hoog is.
WAARSCHUWING
Draai de bus niet los, aangezien deze een
blokkering heeft om lekkage te voorko-
men.
3. Zorg dat de compressor uitstaat. Koppel
de luchtslang en de kabel los.
Plaats het ventieldopje.
N.B.
•
Plaats na het oppompen van een band
29
,
altijd het ventieldopje terug om schade
aan het ventiel door grind, vuil e.d. te
voorkomen.
•
Gebruik alleen kunststof dopjes. Meta-
len ventieldopjes kunnen roesten en
zijn moeilijk los te draaien.
N.B.
Vervang de bus met afdichtmiddel en de
slang na gebruik. Volvo adviseert u het
vervangen over te laten aan een erkende
Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING
Controleer de bandenspanning regelmatig.