09 Wielen en banden
09
Bandenspanningscontrolesysteem
19
(TPMS)*
- status
Het bandenspanningscontrolesysteem TPMS
(Tyre Pressure Monitoring System)* waar-
schuwt u, wanneer de spanning in één of
meer banden te laag is.
Status systeem en banden
De status van het systeem en de banden zijn
te controleren, zie MY CAR (p. 114).
1. Kies het menusysteem MY CAR om de
menu's voor bandenspanningscontrole te
openen.
Bandenspanning
2. Kies
De status wordt voor alle banden afzonderlijk
aangegeven met een bepaalde kleur:
•
Alle wielen groen: het systeem werkt naar
behoren en voor alle banden ligt de
actuele bandenspanning iets boven het
aanbevolen niveau.
•
Eén oranje wiel: de bandenspanning van
het desbetreffende wiel is te gering.
•
Eén rood wiel: de bandenspanning van
het desbetreffende wiel is veel te laag.
•
Alle wielen grijs: het systeem is op dit
moment niet beschikbaar. Om het sys-
teem weer te activeren moet u mogelijk
enkele minuten in de auto rijden op een
snelheid hoger dan 30 km/h.
Standaard op bepaalde markten.
19
*
354
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
•
Alle wielen grijs in combinatie met de
melding
vereist
het systeem. Neem contact op met een
Volvo-dealer of -werkplaats.
Waarschuwingsmeldingen verwijderen
Als er een bandenspanningsmelding is ver-
schenen en het waarschuwingslampje voor
TPMS brandt:
1. Controleer met een manometer de ban-
denspanning in de aangegeven band(en).
2. Pomp de band(en) op tot de juiste span-
ning zoals aangegeven op de banden-
.
spanningssticker op de B-stijl aan
bestuurderszijde (tussen voor- en achter-
portier).
3. Om de waarschuwingsmelding te verwij-
deren moet u soms enkele minuten in de
auto rijden op een snelheid hoger dan
30 km/h. In dat geval dooft het waarschu-
wingslampje voor TPMS ook.
Bandensp.systeem Service
: er is een storing opgetreden in
N.B.
•
Het TPMS hanteert een zogeheten
spanningswaarde die gecorrigeerd
wordt op basis van de banden- en bui-
tentemperatuur. Dit betekent dat de
bandenspanning iets kan afwijken van
de aanbevolen spanningswaarden die
staan aangegeven op de bandenspan-
ningssticker op de B-stijl aan bestuur-
derszijde (tussen voor- en achterpor-
tier). Het is mogelijk dat u de banden
tot een iets hogere waarde moet
oppompen om de melding voor een
lage bandenspanning te laten verdwij-
nen.
•
Controleer de bandenspanning bij
koude banden om de verkeerde ban-
denspanning tegen te gaan. Koude
banden hebben dezelfde temperatuur
als de omgeving (na ca. 3 uur stil-
stand). Al na enkele kilometers rijden
worden de banden warm en loopt de
spanning op.
WAARSCHUWING
•
Een verkeerde bandenspanning kan
tot bandenpech leiden, waarbij u de
controle over de auto kunt verliezen.
•
Het systeem kan plotselinge banden-
schade onmogelijk voorzien.