06 Sloten en alarm
||
Bij lang indrukken worden alle zijruiten tegelij-
kertijd geopend. Voor meer informatie, zie
Doorluchtfunctie (p. 182).
De gelijktijdige ontgrendeling van alle portie-
ren is dusdanig te wijzigen dat bij eenmaal
indrukken van de knop eerst het bestuurders-
portier ontgrendeld wordt en bij de tweede
maal indrukken – één en ander binnen tien
seconden – de resterende portieren te ont-
grendelen.
U kunt de functie wijzigen in het menusys-
teem MY CAR. Voor een beschrijving van het
menusysteem, zie MY CAR (p. 114).
Duur naderingslicht – Bestemd om de
verlichting van de auto op afstand in te scha-
kelen. Voor meer informatie, zie Approach-
verlichting (p. 101).
Achterklep (p. 183) – Ontgrendelt alleen
de achterklep en deactiveert de alarmfunctie
voor de achterklep.
06
Paniekfunctie – bestemd om in noodge-
vallen de aandacht van anderen te trekken.
Als u de toets ten minste 3 seconden lang
ingedrukt houdt of tweemaal achtereen bin-
nen 3 seconden indrukt, worden de richting-
aanwijzers, de interieurverlichting en de cla-
xon geactiveerd.
U kunt deze functie met dezelfde toets weer
uitschakelen, als de functie minimaal
5 seconden actief geweest is. Anders wordt
*
168
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
deze functie na ca. 3 minuten automatisch
uitgeschakeld.
Gerelateerde informatie
•
Transpondersleutel (p. 163)
•
Transpondersleutel met PCC* - unieke
functies (p. 169)
•
Vergrendelen/ontgrendelen - vanaf de
buitenkant (p. 179)
Transpondersleutel - bereik
De functies van de transpondersleutel (in
basisuitvoering) zijn tot op ca. 20 meter
afstand van de auto te gebruiken.
Als de auto niet reageert bij bediening van
een toets – probeer het dan op minder grote
afstand opnieuw.
N.B.
Er kunnen storingen optreden in de trans-
pondersleutelfuncties door radiogolven in
de lucht, omringende gebouwen, topogra-
fische omstandigheden e.d. Het is altijd
mogelijk de auto te vergrendelen/ontgren-
delen met het sleutelblad (p. 172).
Als u de transpondersleutel uit de auto neemt
terwijl de motor loopt, sleutelstand I of II
(p. 80) actief is of alle portieren worden geslo-
ten, verschijnt er een waarschuwingsmelding
op het informatiedisplay van het instrumen-
tenpaneel en klinkt er een geluidssignaal.
Als de transpondersleutel weer in de auto is,
verdwijnen de melding en het geluidssignaal
wanneer aan een of meer van de onder-
staande voorwaarden is voldaan:
•
de transpondersleutel in het contactslot
wordt gestoken.
•
de rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
•
de OK-knop is ingedrukt.