1. Schakel de 1e versnelling in of D, wacht
totdat het stuurwiel is gedraaid en rijd
voorzichtig vooruit.
2. Stop de auto als hierom met grafische
voorstellingen en een melding wordt ver-
zocht.
3. Schakel de achteruitversnelling in en rijd
voorzichtig achteruit tot met grafische
voorstellingen en meldingen wordt ver-
zocht om te stoppen.
Het systeem wordt na afloop van het inparke-
ren automatisch gedeactiveerd, waarna met
grafische voorstellingen en meldingen wordt
aangegeven dat het inparkeren voltooid is. U
moet mogelijk later corrigeren - alleen u kunt
beoordelen of de auto goed geparkeerd
staat.
BELANGRIJK
De waarschuwingsafstand is korter, wan-
neer de sensoren worden gebruikt door
PAP dan wanneer Park Assist de sensoren
gebruikt.
Gerelateerde informatie
•
Actieve parkeerhulp (PAP)* - symbolen en
meldingen (p. 267)
•
Actieve parkeerhulp (PAP)* - functie
(p. 263)
•
Actieve parkeerhulp (PAP)* - beperkingen
(p. 265)
•
Parkeerhulp* (p. 254)
•
Parkeerhulpcamera* (p. 258)
•
Actieve parkeerhulp (PAP)* (p. 262)
07 Bestuurdersondersteuning
Actieve parkeerhulp (PAP)* -
beperkingen
De PAP-regeling wordt beëindigd:
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
07
}}
265