Gereed
•
Het signaalrelais is actief wanneer de pomp draait, of wanneer
de pomp gestopt is maar gereed is om te draaien.
Alarm
•
Het signaalrelais wordt samen met het rode signaallampje op
de pomp geactiveerd.
Bedrijf
•
Het signaalrelais wordt samen met het groene signaallampje
op de pomp geactiveerd.
12.7 Setpoint-beïnvloeding
Navigatie
Home > Instellingen > Setpoint-beïnvloeding
Setpoint-beïnvloeding
Functie externe gew. waarde
•
Temperatuurbeïnvloeding.
•
12.7.1 Functie externe gew. waarde
Bereik
4-20 mA
[0-100 %]
0-10 V
[0-100 %]
Regeling
0-20 %
(bijv. 0-2 V)
20-100 %
(bijv. 2-10 V)
De externe setpointfunctie is een extern 0-10 V of 4-20 mA sig-
naal dat het toerental van de pomp regelt tussen 0 en 100 % in
een lineaire functie. Zie afb. 27.
Functie externe gew. waarde
Voordat de "
veerd kan worden moet de analoge ingang wor-
N.B.
den ingesteld op "
Assist
via het "
" menu.
Zie paragraaf 4.5.3 Analoge ingang.
rpm
Max.
Min.
0
2
Afb. 27 Functie externe gew. waarde, 0-10 V
12.7.2 Temperatuurbeïnvloeding
Als deze functie is geactiveerd in de regelmodus op basis van
proportionele druk of constante druk, dan wordt het setpoint voor
de opvoerhoogte verlaagd naar gelang de vloeistoftemperatuur.
Het is mogelijk om de temperatuurbeïnvloeding in te stellen om te
werken bij vloeistoftemperaturen lager dan 80 °C of 50 °C.
Deze temperatuurlimieten worden T
wordt verlaagd ten opzichte van de ingestelde opvoerhoogte
(= 100 %) volgens de onderstaande karakteristieken.
478
Setpoint = Min.
Setpoint = Min. ↔ setpoint
" geacti-
Externe setpoint-beïnvloeding
"
V
10
genoemd. Het setpoint
max.
H
100 %
H
actual
30 %
20
50
80
T
actual
Afb. 28 Temperatuurbeïnvloeding
In bovenstaand voorbeeld is T
max.
ele vloeistoftemperatuur T
actueel
voor de opvoerhoogte verlaagd wordt van 100 % naar H
Voor temperatuurbeïnvloeding moet aan de volgende voorwaar-
den worden voldaan:
•
Regelmodus op basis van proportionele druk, constante druk
of constante curve.
•
Pomp in de aanvoerleiding geïnstalleerd.
•
Systeem met temperatuurregeling via de aanvoerleiding.
Temperatuurbeïnvloeding is geschikt voor de volgende systemen:
•
Systemen met variabele debieten (bijvoorbeeld tweepijps ver-
warmingsystemen) waarbij de activering van de temperatuur-
beïnvloedingsfunctie zorgt voor een verdere verlaging van de
pompcapaciteit in periodes met een geringe warmtevraag en
daardoor een gereduceerde temperatuur in de aanvoerleiding.
•
Systemen met vrijwel constante debieten (bijvoorbeeld een-
pijps verwarmingsystemen en vloerverwarmingsystemen)
waarbij verschillen in warmtevraag niet kunnen worden geregi-
streerd als wijzigingen in de opvoerhoogte, zoals wel het geval
is bij tweepijps verwarmingsystemen. Bij zulke systemen kan
de pompcapaciteit alleen worden bijgesteld door de tempera-
tuurbeïnvloedingsfunctie te activeren.
Keuze van T
max.
Bij systemen met een benodigde temperatuur van de aanvoerlei-
ding van:
•
tot en met 55 °C: selecteer T
•
hoger dan 55 °C: selecteer T
De functie voor temperatuurbeïnvloeding kan niet
N.B.
worden gebruikt bij airco- en koelsystemen.
12.8 Buscommunicatie
12.8.1 Pompnummer
Navigatie
Home > Instellingen > Buscommunicatie > Pompnummer
Pompnummer
Een uniek nummer kan aan de pomp worden toegekend.
Dit maakt het mogelijk om onderscheid te maken tussen pompen
in geval van buscommunicatie.
H
T [°C]
Q
= 80 °C geselecteerd. De actu-
zorgt ervoor dat het setpoint
.
actueel
= 50 °C,
max.
= 80 °C.
max.