2.3 Bedrijfscondities
1
2
3
4
Afb. 2 Bedrijfscondities
2.3.1 Vloeistoftemperatuur
Zie afb. 2, pos. 1.
Continu: -10 °C t/m +110 °C.
Huishoudelijke warmwatersystemen:
•
Maximaal +65 °C.
2.3.2 Systeemdruk
Zie afb. 2, pos. 2.
De maximaal toelaatbare systeemdruk staat vermeld op het type-
plaatje van de pomp.
2.3.3 Testdruk
De pompen zijn bestand tegen testdrukken zoals aangegeven in
EN 60335-2-51. Zie hieronder.
•
PN 6: 7,2 bar
•
PN 10: 12 bar
•
PN 6/10: 12 bar
•
PN 16: 19,2 bar.
Tijdens normaal bedrijf dient de pomp niet te worden gebruikt bij
hogere drukken dan op het typeplaatje vermeld staan.
Van pompen die getest zijn met water dat anti-corrosieve additie-
ven bevat worden de flenzen met tape beplakt om te voorkomen
dat resterend testwater in de verpakking lekt. Verwijder de tape
voordat de pomp wordt geïnstalleerd.
De druktest is uitgevoerd met water met anti-corrosieve additie-
ven bij een temperatuur van +20 °C.
2.3.4 Omgevingstemperatuur
Zie afb. 2, pos. 3.
0 °C t/m +40 °C.
De besturingskast is luchtgekoeld. Daarom is het van belang dat
de maximale omgevingstemperatuur niet wordt overschreden tij-
dens bedrijf.
Tijdens transport: -40 °C t/m +70 °C.
2.3.5 Geluidsbelasting
Zie afb. 2, pos. 4.
De geluidsbelasting van de pomp is lager dan 43 dB(A).
2.4 Bescherming tegen vorst
Als de pomp tijdens vorst niet wordt gebruikt,
Voorzichtig
dienen er maatregelen genomen te worden om
vorstschade te voorkomen.
Additieven met een hogere dichtheid en/of kine-
N.B.
matische viscositeit dan van water zullen de
hydraulische capaciteit verlagen.
2.5 Isolatiemantels
Isolatiemantels zijn alleen verkrijgbaar voor enkelpompen.
Beperk het warmteverlies vanaf het pomphuis en
N.B.
het leidingwerk.
Het warmteverlies van de pomp en het leidingwerk kan worden
verminderd door het pomphuis en het leidingwerk te isoleren.
Zie afbeeldingen 3 en 4.
•
Isolatiemantels voor pompen in verwarmingsystemen worden
bij de pomp meegeleverd.
•
Isolatiemantels voor pompen in airconditioning- en koelsyste-
men (-10 °C en hoger) zijn verkrijgbaar als toebehoren en
moeten apart worden besteld. Zie paragraaf 17.3 Isolatiesets
voor airconditioning- en koelsystemen.
Het aanbrengen van isolatiemantels vergroot de pompafmetin-
gen.
Afb. 3 Aanbrengen van isolatiemantels op de pomp
Afb. 4 Isolatie van het pomphuis en leidingwerk
De besturingskast mag niet worden geïsoleerd of
Voorzichtig
bedekt.
2.6 Terugslagklep
Als een terugslagklep in het leidingsysteem wordt geplaatst
(afb. 5), dan moet worden gezorgd dat de ingestelde minimale
persdruk van de pomp steeds hoger is dan de sluitdruk van de
klep. Dit is vooral van belang bij regeling op basis van proportio-
nele druk (verlaagde opvoerhoogte bij laag debiet). De eerste
terugslagklep wordt in de pompinstelling opgenomen als het mini-
male setpoint 1,5 meter is.
Afb. 5 Terugslagklep
461