Download Print deze pagina

Grundfos MAGNA3 Installatie- En Bedieningsinstructies pagina 477

Advertenties

Beschikbare talen
  • NL

Beschikbare talen

  • DUTCH, pagina 459
12.4 FLOW
LIMIT
Navigatie
Home > Instellingen > FLOW
LIMIT
FLOW
LIMIT
FLOWLIMIT-functie inschakelen
Stel de FLOWLIMIT in.
Instelling:
1. Om de functie te activeren: selecteer "Actief" met
druk op [OK].
2. Om de FLOW
in te stellen: druk op [OK] om de instelling
LIMIT
te starten.
3. Kies het cijfer met
en
4. Druk op [OK] om op te slaan.
H
25 %
Instelbereik
Q
Afb. 26 FLOW
LIMIT
De FLOW
functie kan worden gecombineerd met de vol-
LIMIT
gende regelmodi:
Prop. druk
Const. druk
Const. temp.
Const. curve.
Een debiet-beperkende functie zorgt ervoor dat het debiet nooit
de ingevoerde FLOW
waarde overschrijdt.
LIMIT
Het instelbereik voor FLOW
LIMIT
de pomp.
De fabrieksinstelling van de FLOW
AUTO
fabrieksinstelling overeenkomt met de max. curve.
ADAPT
Zie afb. 20.
of
en pas aan met
of
.
Q
90 %
max
Q
Q
set
max
is 25 t/m 90 % van de Q
van
max
is het debiet waarbij de
LIMIT
12.5 Automatisch nachtbedrijf
Navigatie
Home > Instellingen > Automatisch nachtbedrijf
Automatisch nachtbedrijf
Om de functie te activeren: selecteer "Actief" met
op [OK].
Als de automatische nachtverlaging is ingeschakeld, dan scha-
kelt de pomp automatisch tussen normaal bedrijf en nachtverla-
en
ging (bedrijf met lage capaciteit).
Overschakelen tussen normaal bedrijf en nachtverlaging hangt af
van de temperatuur van de aanvoerleiding.
De pomp schakelt automatisch over op nachtverlaging wanneer
de ingebouwde sensor in de aanvoerleiding binnen ongeveer
twee uur een temperatuurdaling van meer dan 10 tot 15 °C meet.
De temperatuurdaling moet tenminste 0,1 °C/min zijn.
Omschakeling naar normaal bedrijf vindt plaats zonder tijdsver-
traging wanneer de temperatuur ongeveer 10 °C gestegen is.
Automatische nachtverlaging kan niet worden
N.B.
geactiveerd wanneer de pomp in con-
stante-curve-modus is.
12.6 Relaisuitgangen
Navigatie
Home > Instellingen > Relaisuitgangen
Relaisuitgangen
Relaisuitgang 1
Relaisuitgang 2.
De relaisuitgangen kunnen worden ingesteld op de volgende
waarden:
Niet actief
Gereed
Alarm
Bedrijf.
De pomp beschikt over twee signaalrelais, klemmen 1, 2 en 3,
voor een potentiaalvrije alarm-, gereed- en bedrijfsmelding.
Zie paragraaf 4.5.1 Relaisuitgangen voor meer informatie.
Stel de functie van de signaalrelais, alarmmelding (fabrieksinstel-
ling), gereedmelding en bedrijfsmelding, in op het bedieningspa-
neel van de pomp.
De klemmen 1, 2 en 3 zijn elektrisch gescheiden van de rest van
de regelaar.
Het signaalrelais werkt als volgt:
Niet actief
Het signaalrelais is gedeactiveerd.
of
en druk
477

Advertenties

loading