ETS-downloadgedrag voor scenariofunctie instellen
Bij het opslaan van een scenario worden de scenariowaarden intern in het apparaat permanent
opgeslagen (zie "gedrag voor opslaan van scenariofunctie instellen"). Om te zorgen dat de op-
geslagen waarden bij een ETS-programmering van het applicatieprogramma of de parameter
niet door de oorspronkelijk geprojecteerde scenariopositiewaarden worden vervangen, kan het
apparaat het overschrijven van de scenariowaarden blokkeren. Als alternatief kunnen bij iedere
programmering door de ETS de oorspronkelijke waarden weer in het apparaat worden geladen.
De scenariofunctie moet op de parameterpagina "A1 – vrijgaven" zijn vrijgeschakeld.
o
Op de parameterpagina "A1 – scenario's" de parameter
"In het apparaat opgeslagen waarden bij ETS-download overschrijven?" op "ja" instellen.
Bij iedere ETS-programmering van het applicatieprogramma of de parameter worden de in
de ETS geparametreerde scenariowaarden voor de uitgang in het apparaat geprogram-
meerd. Daarbij worden evt. de in het apparaat opgeslagen scenariowaarden overschreven.
o
Op de parameterpagina "A1 – scenario's" de parameter
"In het apparaat opgeslagen waarden bij ETS-download overschrijven?" op "nee" instellen.
De evt. in het apparaat opgeslagen scenariowaarden blijven behouden. Wanneer geen
scenariowaarden zijn opgeslagen, blijven de laatste door de ETS ingeprogrammeerde po-
sitiewaarden geldig.
i Bij de eerste inbedrijfname van het apparaat moet de parameter op "ja" zijn ingesteld, zo-
dat de uitgang op geldige scenariowaarden wordt geïnitialiseerd. Bij uitlevering van het ap-
paraat staan de scenarioposities intern ingesteld op de defaultwaarden van de ETS-pro-
ductdatabase.
Scenarionummer instellen
Het datapunttype van het secundaire scenario-object maakt het mogelijk maxi-
maal 64 scenario's te adresseren. Daarom moet voor ieder intern scenario (1...8) van de uit-
gang worden vastgelegd, via welk scenarionummer (1...64) het scenarion wordt aangesproken,
dus wordt opgeroepen of opgeslagen.
De scenariofunctie moet op de parameterpagina "A1 – vrijgaven" zijn vrijgeschakeld.
o
Op de parameterpagina "A1 – scenario's" voor ieder scenario de parameter
"scenario y inschakelbaar via scenarionummer" (y = nummer van het scenario (1...8)) op
de nummers instellen, via welke de scenario's moeten worden aangesproken.
Een scenario kan via het geparametreerde scenarionummer worden aangesproken. De
instelling "0" schakelt het betreffende scenario uit, zodat zowel oproepen als opslaan niet
mogelijk zijn.
i Wanneer meerdere scenario's op hetzelfde scenarionummer zijn geparametreerd, wordt al-
leen het scenario met het laagste interne scenarionummer (1...8) aangesproken. De ande-
re interne scenario's worden in dat geval genegeerd.
Scenarioposities instellen
Verder moet worden bepaald, welke positiewaarde
(jaloezie-, rolluik-, markies-, ventilatiekleppositie) bij een scenario-oproep op de uitgang moet
worden ingesteld. Bij de bedieningsmodus "jaloezie" kunneen de jaloeziehoogte en de lamellen-
positie worden ingesteld.
De scenariofunctie moet op de parameterpagina "A1 – vrijgaven" zijn vrijgeschakeld.
o
Op de parameterpagina "A1 – scenario's" voor ieder scenario de parameter
"positie ... bij scenario y" (y = nummer van het scenario (1...8)) op de gewenste
positiewaarde (0 % ... 100 %) instellen.
2273-1-7828 | Rev. 01 | 3.2012
Software "Jaloezie, ventiel, ingang/1.1"
Functiebeschrijving
Pagina 89 van 187