Reactie bij zon/schaduw einde instellen (alleen bij uitgebreide zonwering)
Het gedrag van de uitgang aan het einde van de beschaduwing, evt. na afloop van de vertra-
gingstijd, kan in de ETS worden geconfigureerd. Bij de uitgebreide zonwering vertoont de uit-
gang de geparametreerde reactie, wanneer de automaat is geactiveerd en een nieuw zonne-
schijnsignaal (toestandsverandering "zonneschijn aanwezig" -> "zonneschijn niet aanwezig")
wordt ontvangen. De reactie wordt niet uitgevoerd, wanneer op het tijdstip van de verandering
van het zonneschijnsignaal een functie met hogere prioriteit actief is. De ingestelde reactie
wordt ook niet uitgevoerd, wanneer de directe bediening conform de prioriteit het zonneschijn-
signaal overruled.
De reactie bij zon/schaduw einde wordt op de parameterpagina "A1 – zonwering einde" inge-
steld. Afhankelijk van de ingestelde bedieningsmodus past de ETS de tekst van de parameter-
instellingen aan ("op" ↔ "klep openen" / "neer" ↔ "klep sluiten").
De zonweringsfunctie moet op de parameterpagina "A1 – Vrijgaven" zijn vrijgegeven, zodat de
parameters voor de zonwering zichtbaar zijn.
De uitgebreide zonwering moet geconfigureerd zijn.
o
De parameter "Reactie bij zon/schaduw einde" instellen op "geen reactie".
Aan het einde van de beschaduwing vertoont het relais van de uitgang geen reactie. Bewe-
gingen die op dat moment actief zijn worden volledig uitgevoerd.
o
De parameter "Reactie bij zon/schaduw einde" instellen op "op" of "klep openen".
Het apparaat beweegt de installatie aan het einde van de beschaduwing naar boven of
opent de ventilatieklep.
o
De parameter "Reactie bij zon/schaduw einde" instellen op "neer" of "klep sluiten".
Het apparaat beweegt de installatie aan het einde van de beschaduwing naar beneden of
sluit de ventilatieklep.
o
De parameter "Reactie bij zon/schaduw einde" instellen op "stop".
Aan het einde van de beschaduwing stuurt het apparaat de relais van de uitgang in de po-
sitie "stop". Daardoor wordt een eventueel actieve aandrijfbeweging onderbroken.
o
De parameter "Reactie bij zon/schaduw einde" instellen op "oproepen intern scenario". Het
nummer van het scenario, dat moet worden opgeroepen, instellen bij parameter
"scenarionummer (1...8)".
Bij het einde van de beschaduwing roept het apparaat voor de uitgang de in de scenario-
configuratie ingestelde positiewaarde op. Dus niet het scenario wordt opgeroepen zoals bij
de directe bediening, maar slechts de betreffende scenario-positiewaarde wordt ingeno-
men.
o
De parameter "Reactie bij zon/schaduw einde" instellen op "vaste positie".
Bij het einde van de beschaduwing roept het apparaat voor de uitgang een vaste positie-
waarde op.
i
De instelling "vaste positie" kan bij de bedieningsmodus "jaloezie" alleen samen voor de
jaloeziehoogte en voor de lamellenpositie worden ingesteld.
o
Alleen bij "vaste positie": de parameter "vaste jaloeziepositie","vaste rolluik-/markiespositie"
of "vaste ventilatiekleppositie" op "als geparametreerde waarde" instellen. Daarna de para-
meter "jaloeziepositie (0...100%)", "rolluik-/markiespositie (0...100%)" of
"ventilatiekleppositie (0...100%)" op de gewenste positiewaarde parametreren.
Bij het einde van de beschaduwing beweegt de uitgang onveranderbaar naar de gepara-
metreerde positiewaarde.
o
Alleen bij "vaste positie": de parameter "vaste jaloeziepositie","vaste rolluik-/markiespositie"
of "vaste ventilatiekleppositie" op "geen verandering van de actuele positie" instellen.
Bij het einde van de beschaduwing wordt de laatst ingestelde positiewaarde van de jaloe-
ziehoogte, het rolluik, de markies of de ventilatieklep vastgehouden.
o
Alleen bij "vaste positie" en bedieningsmodus "jaloezie": de parameter
"vaste lamellenpositie (0...100%)" op de gewenste positiewaarde instellen.
2273-1-7828 | Rev. 01 | 3.2012
Software "Jaloezie, ventiel, ingang/1.1"
Functiebeschrijving
Pagina 80 van 187