de werkelijke opwaartse bewegingstijd:
10 s · ((100% + 10%
(bewegingstijdverlenging)
gedurende 11 s het rolluik naar boven en positioneert deze zo op 25% installatiehoogte.
Bovendien wordt bij positioneringen in de onderste of bovenste eindstand (0 % of 100 %) altijd
een 20 % verlengde totale bewegingstijd gebruikt.
Voorbeeld 4...
Het rolluik op een uitgang heeft een totale bewegingstijd van 20 s. Het rolluik bevindt zich op de
50 % positie. Deze moet op 100 % worden gepositioneerd. Het positieverschil is 50 %. Het ap-
paraat berekent de voor de verschilpositionering benodigde bewegingstijd:
20 s - 0,5
= 10 s. Omdat de beweging een eindstandbeweging is telt het apparaat altijd
(50 %)
20 % van de totale bewegingstijd daarbij op:
10 s + (20 % : 100%) · 20 = 14 s. Daarna beweegt de uitgang gedurende 14 s het rolluik naar
beneden en positioneert deze zo op 100 % installatiehoogte.
Voorbeeld 5 ...
Het rolluik op een uitgang heeft een totale bewegingstijd van 20 s. Het rolluik bevindt zich op de
50 % positie. Deze moet op 0 % worden gepositioneerd. Het positieverschil is 50 %. Het appa-
raat berekent de voor de verschilpositionering benodigde onverlengde bewegingstijd:
20 s - 0,5
= 10 s. Omdat de beweging een eindstandbeweging is telt het apparaat altijd
(50 %)
20 % van de totale bewegingstijd daarbij op: 10 s + (20 % : 100 %) · 20 s = 14 s.
Rekening houdend met de bewegingstijdverlenging (bijv. 10 %) resulteert de werkelijke op-
waartse bewegingstijd: 14 s · ((100% + 10%
Daarna beweegt de uitgang gedurende 15,4 s het rolluik naar boven en positioneert deze zo op
0 % installatiehoogte.
i Het apparaat voert alleen positioneringsbewegingen uit, wanneer een nieuwe positie wordt
gegeven, die afwijkt van de actuele positie.
i Het apparaat slaat de installatie- of ventilatieklepposities tijdelijk op. Het apparaat kan
nieuw ingestelde installatie- of ventilatieklepposities alleen benaderen, wanneer de mo-
mentele positie bekend is. Hiervoor moet iedere uitgang na het inschakelen van de voe-
dingsspanning of na iedere programmering door de ETS (fysisch adres, applicatieprogram-
ma, gedeeltelijk) worden gesynchroniseerd. Deze synchronisatie wordt met behulp van een
referentiebeweging uitgevoerd (zie "referentiebeweging").
i Actieve positioneringsbewegingen worden bij busspanningsuitval onderbroken. Bij busuit-
val wordt het geparametreerde gedrag uitgevoerd.
Positieberekening van de lamellenpositie (alleen bij jaloezieën)
Het apparaat berekent in de bedieningsmodus "jaloezie" ook altijd de lamellenpositie, waardoor
de openingshoek en dus de "lichtdoorlaatbaarheid" van de jaloezie kan worden bepaald. Wan-
neer een nieuwe jaloeziepositie wordt benaderd, worden daarna de lamellen gepositioneerd.
Op die manier worden de laatst ingestelde lamellenposities weer ingenomen of op een nieuwe
waarde ingesteld, indien een positieverandering is ingevoerd.
Bij eenmotorige jaloeziesystemen zonder arbeidsstand worden de lamellen direct door een ver-
andering van de jaloeziehoogte versteld. Daarom beïnvloedt een verstelling van de lamellenpo-
sitie altijd de positie van de jaloezie (afbeelding 15).
Afbeelding 15: Voorbeeld voor lamellenpositionering met invloed op de jaloeziepositie.
(voorbeeld voor lamellentype 1. Voor type 2 geldt hetzelfde)
2273-1-7828 | Rev. 01 | 3.2012
Software "Jaloezie, ventiel, ingang/1.1"
) · 100%) = 10 s · 1,1 = 11 s. Daarna beweegt de uitgang
(bewegingstijdverlenging)
Functiebeschrijving
) · 100%) = 14 s · 1,1 = 15,4 s.
Pagina 48 van 187