Software "Jaloezie, ventiel, ingang/1.1"
Functiebeschrijving
4.2.4.4.4 Instellingen voor veiligheidsfuncties
Veiligheidsfunctie
Het apparaat maakt onderscheid tussen vijf verschillende veiligheidsfuncties:
3 x windalarm, 1 x regenalarm, 1 x vorstalarm. Ieder veiligheidsfunctie beschikt over een eigen
communicatie-object, waardoor de functies onafhankelijk van elkaar kunnen worden in- of uitge-
schakeld.
Er staan drie verschillende windalarmen ter beschikking. Deze alarmen kunnen bijvoorbeeld
aan wind- of stormbeveiliging van jaloezieën of markiezen op meerdere gebouwgevels worden
gebruikt. Daarnaast of als alternatief kan een regenalarm, bijvoorbeeld ter bescherming van
markiezen, en een vorstalarm, bijvoorbeeld ter voorkoming van mechanische beschadiging van
neergelaten jaloezieën bij lage temperaturen, worden vrijgeschakeld en gebruikt. De telegram-
polariteit van de veiligheidsobjecten is vast ingesteld: "0" = geen alarm / "1" = alarm.
In de regel sturen weerstations, die via sensoren temperatuur, windsnelheid en regen registre-
ren, de communicatieobjecten van de veiligheidsfunctie aan.
De reacties aan het begin ("1" telegram) of aan het einde ("0" telegram) van een alarmmelding
kunnen in het verdere verloop van de configuratie in de ETS worden vastgelegd.
De communicatieobjecten voor de veiligheidsalarmen kunnen op het binnenkomen van cycli-
sche telegramman worden bewaakt. Wanneer telegrammen uitblijven binnen een instelbare be-
wakingstijd, dan schakelt het apparaat voor de uitgang de veiligheidsbeweging in. De veilig-
heidsfunctie wordt beëindigd, zodra een nieuw "0"-telegram wordt ontvangen.
Voor de windalarmen, het regenalarm en het vorstalarm kunnen separaat verschillende bewa-
kingstijden tussen "1 minuut" en "23 uur 59 minuten" in de ETS worden ingesteld. Voor de wind-
alarmen wordt een gemeenschappelijke tijd geconfigureerd. Ieder windalarm beschikt echter
over een eigen timer, zodat de windobjecten afzonderlijk van elkaar op telegramupdates wor-
den gecontroleerd.
Afbeelding 18: Functieschakelschema van de veiligheidsfunctie
De toekenning van de uitgang aan de windalarmen, het regelarm en het vorstalarm vindt indivi-
dueel plaats. Wanneer de uitgang met meerdere alarmen is gekoppeld, beslist de ingestelde
prioriteit, welk alarm voorrang heeft en uitgevoerd wordt. Daarbij overruled een alarm met een
hogere prioriteit de alarmen met de lagere prioriteiten. Zodra een veiligheidsalarm met een ho-
gere prioriteit wordt beëindigd, wordt het veiligheidsalarm met de lagere prioriteit uitgevoerd,
voor zover een dergelijk alarm actief is.
De prioriteitsvolgorde van de windalarmen in vergelijking met het vorstalarm of het regenalarm
is instelbaar op de parameterkaart "A1 - Veiligheid I". Zo hebben de drie windalarmen ten op-
zichte van elkaar onveranderbaar dezelfde prioriteit (logische OR). De laatste telegramupdate
op de windalarmobjecten beslist, welk windalarm wordt uitgevoerd. Het windalarm is pas volle-
dig uitgeschakeld, wanneer alle drie objecten inactief ("0") zijn.
De uitgang in actief veiligheidsalarm wordt vergrendeld, d.w.z. aansturing van de uitgang via de
bus door een directe bediening (kortbedrijf-, langbedrijftelegram, scenario's, positionering) of
door een zonweringsfunctie wordt verhinderd. Alleen een dwangmatige stand heeft een hogere
prioriteit, zodat deze functie een veiligheidsvergrendeling kan overrulen. Aan het einde van een
2273-1-7828 | Rev. 01 | 3.2012
Pagina 57 van 187