i De cyclustijd van de zender moet kleiner dan de geparametreerde bewakingstijd van het
apparaat zijn, om te waarborgen, dat minimaal een telegram binnen de bewakingstijd wordt
ontvangen.
Veiligheidsalarmen toewijzen
Afzonderlijke voor de uitgang kunnen de afzonderlijke veiligheidsalarmen worden toegekend.
De kanalen worden toegewezen op de parameterpagina "A1 – veiligheid III".
De veiligheidsfunctie van de uitgang moet op de parameterpagina "A1 – Vrijgaven" zijn vrijge-
geven. Pas dan zijn de parameters voor de veiligheidsfunctie zichtbaar.
o
Indien een toekenning aan de windalarmen nodig is, de parameter
"toekenning aan windalarmen" op de benodigde windalarmen instellen.
De uitgang is aan de opgegeven windalarmen toegekend.
o
Indien een toekenning aan het regenalarm nodig is, de parameter
"toekenning aan regenalarm" op "ja" instellen.
De uitgang is aan het regenalarm toegekend.
o
Indien een toekenning aan het vorstalarm nodig is, de parameter
"toekenning aan vorstalarm" op "ja" instellen.
De uitgang is aan het vorstalarm toegekend.
i Wanneer een uitgang is toegewezen aan de windalarmen en deze alarmen op parameter-
pagina "A1 - veiligheid I" niet zijn vrijgegeven, heeft de toewijzing geen functie.
Gedrag aan het begin van een veiligheidsalarm instellen
Het gedrag van de uitgang aan het begin van een veiligheidsalarm kan voor ieder alarm afzon-
derlijk worden ingesteld (windalarmen samen, regen- en vorstalarm apart). Het alarmgedrag
wordt ingesteld op de parameterpagina "A1 – veiligheid III". Aan het begin van een veiligheids-
alarm vergrendelt het apparaat de uitgang, d.w.z. aansturing via de bus door een directe bedie-
ning of door een zonweringsfunctie wordt verhinderd.
Afhankelijk van de ingestelde bedieningsmodus past de ETS de tekst van de parameterinstellin-
gen aan ("op" ↔ "klep openen" / "neer" ↔ "klep sluiten").
De veiligheidsfunctie van de uitgang moet op de parameterpagina "A1 – Vrijgaven" zijn vrijge-
geven. Pas dan zijn de parameters voor de veiligheidsfunctie zichtbaar.
Het gedrag bij een veiligheidsalarm kan alleen worden ingesteld, wanneer de uitgang aan het
overeenkomstige alarm is toegewezen. De alarmafhankelijke parametreringen zijn hetzelfde,
zodat de parameterkeuze slechts eenmaal als voorbeeld wordt beschreven.
o
De parameter "gedrag bij ..." instellen op "geen reactie".
Aan het begin van het alarm wordt de uitgang vergrendeld en het relais van de uitgang ver-
toont geen reactie. Bewegingen die op dat moment actief zijn worden nog volledig uitge-
voerd.
o
De parameter "gedrag bij ..." instellen op "op" of "klep openen".
Het apparaat beweegt de installatie naar boven of opent de ventilatieklep aan het begin
van het alarm en vergrendelt vervolgens de uitgang.
o
De parameter "gedrag bij ..." instellen op "neer" of "klep sluiten".
Het apparaat beweegt de installatie naar beneden of sluit de ventilatieklep aan het begin
van het alarm en vergrendelt vervolgens de uitgang.
o
De parameter "gedrag bij ..." instellen op "stop".
Aan het begin van het alarm stuurt het apparaat het relais van de uitgang naar de positie
"stop" en vergrendelt de uitgang. Daardoor wordt een eventueel actieve aandrijfbeweging
onderbroken.
2273-1-7828 | Rev. 01 | 3.2012
Software "Jaloezie, ventiel, ingang/1.1"
Functiebeschrijving
Pagina 59 van 187