De begrenzing van de stelgrootheid moet vooraf in de ETS zijn vrijgegeven.
o
De parameter "Minimale stelgrootheid" op de benodigde waarde instellen. De instelling kan
in stappen van 5% in het gebied van 0 % ... 50 % worden uitgevoerd.
Bij actieve begrenzing van de stelgrootheid wordt de ingestelde minimale stelgrootheids-
waarde door stelgrootheden van de bus of het noodbedrijf niet onderschreden. Wanneer
door de genoemde functies kleinere stelgrootheden worden ingesteld, stelt het apparaat de
minimale stelgrootheid in op de ventieluitgang en meldt deze waarde ook via de status te-
rug op de bus (indien de statusmelding is vrijgegeven).
o
De parameter "Maximale stelgrootheid" op de benodigde waarde instellen. De instelling
kan in stappen van 5% in het gebied van 55 % ... 100 % worden uitgevoerd.
Bij actieve begrenzing van de stelgrootheid wordt de ingestelde maximale stelgrootheids-
waarde door stelgrootheden van de bus of het noodbedrijf niet overschreden. Wanneer
door de genoemde functies grotere stelgrootheden worden ingesteld, stelt het apparaat de
maximale stelgrootheid in op de ventieluitgang en meldt deze waarde ook via de status te-
rug op de bus (indien de statusmelding is vrijgegeven).
i De dwangmatige stand heeft een hogere prioriteit dan de begrenzing van de stelgrootheid.
Zo wordt bij een dwangmatige stand altijd de in de ETS geconfigureerde gewenste stel-
grootheidswaarde op de ventieluitgang ingesteld en niet door de begrenzing van de stel-
grootheid begrensd.
Gedrag van de begrenzing van de stelgrootheid na apparaatreset definiëren.
Voor zover de begrenzing van de stelgrootheid via het object moet worden geactiveerd of gede-
activeerd, kan de initialisatie van het object na een apparaatreset (terugkeer busspanning of
ETS-programmering) worden vastgelegd. Ook deze instelling wordt uitgevoerd in de parameter-
set van de begrenzing stelgrootheid op de parameterpagina "A2 - stelgrootheid".
Bij permanent actieve begrenzing van de stelgrootheid kan het initialisatiegedrag na een appa-
raatreset niet separaat worden geconfigureerd, omdat dan de begrenzing altijd actief is.
De begrenzing van de stelgrootheid moet vooraf in de ETS zijn vrijgegeven.
o
De parameter "Begrenzing stelgrootheid na terugkeer busspanning" instellen op "uitge-
schakeld".
Het apparaat activeert na een apparaatreset niet automatisch de begrenzing stelgrootheid.
Eerst moet een "1"-telegram via het object worden ontvangen, voordat de begrenzing
wordt geactiveerd.
o
De parameter "Begrenzing stelgrootheid na terugkeer busspanning" instellen op "geacti-
veerd".
Het apparaat activeert na een apparaatreset automatisch de begrenzing stelgrootheid.
Voor het uitschakelen van de begrenzing moet een "0"-telegram via het object worden ont-
vangen. De begrenzing kan op ieder moment via het object worden in- of uitgeschakeld.
i De waarde van het object "Begrenzing stelgrootheid" wordt na een reset conform de para-
metrering ingesteld en kan indien nodig worden uitgelezen ("Lezen"-flag instellen).
2273-1-7828 | Rev. 01 | 3.2012
Software "Jaloezie, ventiel, ingang/1.1"
Functiebeschrijving
Pagina 117 van 187