Reinigen, service en onderhoud
11.13.1 Montage van de spuitdop
11.13.2 Demontage van het membraanventiel bij nadruppelende spuitdoppen
11.14
Leidingfilter
•
Reinig de leidingfilter
(Afb. 149/1) naargelang het gebruik om de
3-4 maanden.
•
Vervang de beschadigde filterelementen.
1. Het sluitstuk aan de beide strips
samendrukken.
2. Het sluitstuk met O-ring, drukveer
en filterelement uitnemen.
3. Het filterelement met benzine of
verdunning reinigen (uitwassen)
en met perslucht droogblazen.
4. Bij de montage in de omgekeerde
volgorde erop letten dat de O-ring
niet in de geleidingsgleuf omvalt.
190
1. De spuitdopfilter (Afb. 148/1) van onderen in de spuitdophouder
(Afb. 148/2) zetten.
2. De spuitdop (Afb. 148/3) in de bajonetmoer (Afb. 148/4) leggen.
Voor de verschillende spuitdoppen worden bajonetmoeren in
verschillende kleuren aangeboden.
3. Rubber dichting (Afb. 148/5) boven de spuitdop inleggen.
4. Rubber dichting in de zitting van de bajonetmoer drukken.
5. Bajonetmoer op bajonetaansluiting zetten.
6. Bajonetmoer tot aan de aanslag verdraaien.
Afzettingen aan de membraanzitting (Afb. 148/6) zijn de oorzaak voor
een niet-nadruppelvrij uitschakelen van de spuitdoppen bij een
uitgeschakelde spuitboom. Dan de betreffende membraan als volgt
reinigen:
1. De schuif (Afb. 148/7) uit de spuitdophouder (Afb. 148/2) in de
richting van de bajonetmoer uittrekken.
2. Het veerelement (Afb. 148/8) en de membraan (Afb. 148/9)
uitnemen.
3. De membraanzitting (Afb. 148/6) reinigen.
4. De montage gebeurt in de omgekeerde volgorde.
Op de juiste inbouwrichting van het veerelement letten. De rechts en
links aangebrachte, stijgende randen aan de behuizing van het
veerelement (Afb. 148/10) moeten bij de inbouw in de richting van het
stangenprofiel stijgen.
Afb. 149
UX BAG0035.0 11.06