4.
Visuele controle remcilinder
5.
Scharnieren aan remventielen, remcilinders en remstangen
11.7
Handrem
Handrem bijstellen
UX BAG0035.0 11.06
remcilinder aan.
Gewenste waarden: niet-geremd
1. Controleer de stofmanchetten of de vouwbalgen (Afb. 140/5) op
beschadigingen.
2. Vervang beschadigde delen.
Scharnieren aan remventielen, remcilinders en remstangen moeten
soepel glijden, eventueel smeren of lichtjes inoliën.
Bij nieuwe machines kunnen de remkabels van de handrem uitzetten.
Stel de handrem bij
•
als driekwart van de spanafstand van de spil nodig is om de
handrem stevig aan te trekken.
•
als de remmen van nieuwe remvoeringen zijn voorzien.
De remkabel moet in ongeremde toestel lichtjes doorhangen. Hierbij
mag de remkabel niet op andere voertuigdelen liggen of ertegen
schuren.
1. Los de kabelklemmen.
2. Remkabel inkorten en kabelklemmen opnieuw stevig
aandraaien.
3. Controleer de remwerking van de aangetrokken handrem.
Reinigen, service en onderhoud
0,0 bar
177