9.5.1
Spuitvloeistof spuiten
Voorbeeld
UX BAG0035.0 11.06
•
Koppel de veldspuit volgens de voorschriften aan de tractor!
•
Controleer voor het spuiten de volgende machinegegevens in de
+
AMATRON
:
ο
de stappen in de afgifte.
ο
de waarden voor het toegestane spuitdrukbereik van de in
de spuitboom ingebouwde spuitdoppen.
ο
de waarde "impulsen per 100 m".
•
Neem de nodige maatregelen als tijdens het spuiten een
foutmelding op het display van de
+
AMATRON
verschijnt en tegelijk een akoestisch
alarmsignaal te horen is. Zie hiervoor hoofdstuk Storingen, op
pagina 155.
•
Controleer de weergegeven spuitdruk tijdens het spuiten.
Zorg ervoor dat de weergegeven spuitdruk in geen geval meer
dan ±25% van de gewenste spuitdruk uit de spuittabel afwijkt,
b.v. bij het veranderen van de dosering via de plus-/mintoetsen.
Grotere afwijkingen van de gewenste spuitdruk maken geen
optimaal behandelingsresultaat mogelijk en belasten het milieu.
•
Verlaag of verhoog de rijsnelheid zolang tot u opnieuw in het
toegestane spuitdrukbereik van de gewenste spuitdruk
terugkeert.
•
Spuit de spuitvloeistoftank nooit helemaal leeg (geldt niet aan
het einde van het spuiten). Vul de spuitvloeistoftank ten laatste
bij een vulpeil van ca. 50 liter bij.
•
Na het spuiten, vanaf een vulpeil van ca. 50 liter
ο
de omschakelkraan spuiten/spoelen in positie "spoelen".
ο
het roerwerk uitschakelen.
Benodigde dosering:
Ingestelde rijsnelheid:
Spuitdoptype:
Spuitdopgrootte:
Toegestaan drukbereik van de
ingebouwde spuitdoppen
Nagestreefde spuitdruk:
Toegestane spuitdruk: 3,7 bar ±25%
Werken met de machine
200 l/ha
8 km/h
AI / ID
'03'
min. druk 3 bar
max. druk 8 bar
3,7 bar
min. 2,8 bar en max. 4,6 bar
145