Opbouw en werking
5.28
Drukcirculatiesysteem (DCS)
(optie)
Het drukcirculatiesysteem
•
maakt bij een ingeschakeld
drukcirculatiesysteem een permanente
vloeistofcirculatie in de spuitleiding.
Hiervoor is aan elke sectie een
spoelaansluitslang (Afb. 90/1) toegewezen.
•
kan naar keuze met spuitvloeistof of
spoelmiddel gebruikt worden.
•
reduceert de onverdunde resthoeveelheid
tot 2 l voor alle spuitleidingen.
De permanente vloeistofcirculatie
•
maakt een gelijkmatig spuitbeeld vanaf het
begin mogelijk, omdat onmiddellijk na het
inschakelen van de spuitboom zonder
vertraging aan alle spuitdoppen
spuitvloeistof voorhanden is.
•
verhindert het dichtslibben van de
spuitleiding.
Hoofdbestanddelen van het
drukcirculatiesysteem zijn:
•
een spoelaansluitslang (Afb. 90/1) per
sectie.
•
de DCS-omschakelkraan (Afb. 91/1).
•
het DCS-drukbegrenzingsventiel
(Afb. 91/2). Het DCS-
drukbegrenzingsventiel is af fabriek vast
ingesteld en reduceert de druk in het
drukcirculatiesysteem tot 1 bar.
→
Bevindt de DCS-omschakelkraan zich in de
positie (Afb. 91/A), dan is het
drukcirculatiesysteem ingeschakeld.
→
Bevindt de DCS-omschakelkraan zich in de
positie (Afb. 91/B), dan is het
drukcirculatiesysteem uitgeschakeld.
→
Bevindt de DCS-omschakelkraan zich in de
positie (Afb. 91/C), dan kan er vloeistof uit
de veldspuit afgetapt worden.
106
•
Schakel het drukcirculatiesysteem in normale
spuitomstandigheden altijd in.
•
Schakel het drukcirculatiesysteem bij het gebruik van
sleepslangen altijd uit.
Afb. 90
Afb. 91
UX BAG0035.0 11.06