3.6 Omgevings- en bedrijfsomstandigheden
•
Toelaatbare omgevingstemperatuur: 0 °C tot +40 °C.
•
Toegestane opslagtemperatuur: -20 °C tot +50 °C.
•
Toelaatbare luchtvochtigheid: max. relatieve vochtigheid (niet
condenserend): 70 % bij +40 °C, 90 % bij +35 °C.
De lokatie van de installatie moet overdekt zijn!
Zorg er voor dat de beschermingsklasse van de
pomp en motor niet nadelig worden beïnvloed door
Voorzichtig
de atmosferische omstandigheden.
Pompen met elektronica zijn uitsluitend geschikt voor
gebruik binnen! Niet buiten installeren!
Waarschuwing
Risico van hete oppervlakken!
Pompen met AC-motoren kunnen heet worden.
Zorg voor een minimale afstand van 100 mm boven
het ventilatordeksel!
•
Geluidsniveau: ± 55 dB(A), getest conform DIN 45635-01-KL3
•
Minimale tegendruk 1 bar bij de pompuitlaatklep.
Let op drukverliezen over het traject inclusief het injectiepunt.
Alleen pompen met AR-besturingseenheid
Maximum toelaatbare netspanningsimpedantie: 0,084 + j 0,084 Ω
(testen conform EN 61000-3-11).
3.7 Doseermedium
Neem in geval van vragen m.b.t. de materiaalbesten-
digheid en geschiktheid van de pomp voor specifieke
Voorzichtig
doseermedia contact op met
Grundfos.
Het doseermedium moet de volgende basiseigenschappen
hebben:
•
vloeibaar
•
niet abrasief
•
niet brandbaar.
3.7.1 Toegestane mediatemperatuur
Doseerkopmateriaal
PVC
Roestvaststaal*
PP
PVDF
* Voor SIP/CIP-toepassingen (niet met ATEX): Een temperatuur
van 145 °C bij een tegendruk van max. 2 bar is toegestaan
gedurende een korte periode (15 minuten).
Let op de vries- en kookpunten van het doseerme-
Voorzichtig
dium!
3.8 Elektrische gegevens
3.8.1 Behuizingsklasse
De behuizingklasse hangt af van de gekozen motorvariant, raad-
pleeg de motortypeplaat.
De gespecificeerde behuizingsklasse kan alleen worden gewaar-
borgd wanneer de voedingskabel is aangesloten met dezelfde
beschermingsklasse.
Pompen met elektronica: De beschermingsklasse wordt alleen
gerealiseerd wanneer de aansluitingen zijn beschermd! De data
m.b.t. de behuizingsklasse geldt voor pompen met correct aange-
brachte connectoren of opgeschroefde doppen.
3.8.2 Motor
Versie: raadpleeg typeplaten van motor en pomp.
258
Temperatuurbereik
p < 10 bar
0 °C tot 40 °C
-10 °C tot +70 °C
0 °C tot +40 °C
-10 °C tot +60 °C
+70 °C bij 9 bar
3.9 AR-besturingseenheid
Functies van pompen met elektronica:
•
"continu bedrijf" knop voor functietest en ontluchting van
doseerkop
•
geheugenfunctie (slaat maximaal 65000 pulsen op)
•
twee-traps tank-leeg signaal (bijv. via Grundfos tank-leeg sen-
sor)
•
slagsignaal / voormelding leeg signaal (instelbaar), bijv. als
een feedback naar de regelkamer
•
doseer besturingsfunctie (alleen met sensor - optioneel)
•
membraanlekkagedetectie (alleen met sensor - optioneel)
•
instellingen beveiligd met toegangscode
•
aan/uit op afstand
•
Hall-sensor
•
bedrijfsurenteller
•
motorbewaking.
Bedieningsmodi:
•
handmatig
Slagfrequentie: handmatig instelbaar tussen nul en maximum
•
contactsignaalbesturing
Vermenigvuldigingsfactor (1:n) en deelfactor (n:1)
•
stroomsignaalbesturing 0-20 mA / 4-20 mA
Instelling van de slagfrequentie proportioneel aan het stroom-
signaal.
Weging van de stroomingang.
3.9.1 Ingangen en uitgangen
Ingangen
Contactsignaal
Stroom 0-20 mA
Aan/uit op afstand
Twee-traps tank-leeg signaal
Doseerbesturing en membraanlekkagesensor
Uitgangen
Stroom 0-20 mA
Foutsignaal
Slagsignaal
Bijna-leeg signaal
AR-besturingseenheid fabrieksinstellingen
•
Ingangen en uitgangen: NO (normaal open)
of
•
Ingangen en uitgangen: NC (normaal gesloten).
Maximale belasting: 12 V, 5 mA
Maximale belasting: 22 Ω
Maximale belasting: 12 V, 5 mA
Maximale belasting: 12 V, 5 mA
Maximale belasting: 350 Ω
Maximale Ohmse belasting:
50 VDC / 75 VAC, 0,5 A
Contacttijd/slag: 200 ms
Maximale Ohmse belasting:
50 VDC / 75 VAC, 0,5 A