Problemen verhelpen
4.1.4 Foutmeldingen
Onderstaande informatie over waarschuwingen/alarmen
beschrijft de waarschuwings- en alarmcondities, geeft de
mogelijke oorzaak aan en biedt een oplossing of foutop-
sporingsprocedure.
WAARSCHUWING 1, 10 V laag
De spanning van de stuurkaart is lager dan 10 V vanaf klem
4
4
50.
Verminder de belasting van klem 50, want de 10 V-voeding is
overbelast. Maximaal 15 mA of minimaal 590 Ω.
Deze conditie kan worden veroorzaakt door een kortsluiting
in een aangesloten potentiometer of een onjuiste bedrading
van de potentiometer.
Probleem verhelpen
verwijder de bedrading vanaf klem 50. Wanneer de
waarschuwing verdwijnt, ligt het probleem bij de bedrading
van de klant. Als de waarschuwing niet verdwijnt, moet de
stuurkaart worden vervangen.
WAARSCHUWING/ALARM 2, Live zero-fout:
Deze waarschuwing of dit alarm verschijnt alleen als dit door
de gebruiker is ingesteld in 6-01 Live zero time-out-functie.
Het signaal op een van de analoge ingangen is minder dan
50% van de minimumwaarde die voor die ingang is
geprogrammeerd. Deze conditie kan worden veroorzaakt
door draadbreuk of door een signaal van een defect
apparaat.
Probleem verhelpen
Controleer de aansluitingen op alle analoge
ingangsklemmen. De stuurkaartklemmen 53 en 54
voor signalen, klem 55 gemeenschappelijk. De
klemmen 11 en 12 van MCB 101 voor signalen,
klem 10 gemeenschappelijk. De klemmen 1, 3, 5
van MCB 109 voor signalen, klem 2, 4, 6 gemeen-
schappelijk.
Controleer of de programmering van de frequen-
tieomvormer en de schakelinstellingen
overeenkomen met het type analoge signaal.
Voer een ingangsklemsignaaltest uit.
WAARSCHUWING/ALARM 4, Faseverlies netvoeding
Aan de voedingszijde ontbreekt een fase of de onbalans van
de netspanning is te hoog. Deze melding verschijnt ook als
er een fout optreedt in de ingangsgelijkrichter op de
frequentieomvormer. De opties worden geprogrammeerd
via 14-12 Functie bij onbalans netsp..
Probleem verhelpen
Controleer de voedingsspanning en voedingsstromen naar
de frequentieomvormer.
WAARSCHUWING 5, DC-tussenkringspanning hoog
De tussenkringspanning (DC) is hoger dan de waarschu-
wingslimiet voor hoge spanning. De limiet hangt af van de
nominale spanning van de frequentieomvormer. De frequen-
tieomvormer is nog steeds actief.
210
®
VLT
HVAC Drive Programmeerhandleiding
®
MG.11.CB.10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
WAARSCHUWING 6, DC-tussenkringspanning laag:
De tussenkringspanning (DC) is lager dan de waarschuwings-
limiet voor lage spanning. De limiet hangt af van de
nominale spanning van de frequentieomvormer. De frequen-
tieomvormer is nog steeds actief.
WAARSCHUWING/ALARM 7, DC-overspanning
Als de tussenkringspanning hoger is dan de overspannings-
begrenzing schakelt de frequentieomvormer na een
bepaalde tijd uit.
Probleem verhelpen
Sluit een remweerstand aan
Verleng de aan/uitlooptijd.
Wijzig het type ramp
Activeer functies in 2-10 Remfunctie
Toename 14-26 Uitschakelvertraging bij inverterfout
WAARSCHUWING/ALARM 8, DC-onderspanning
Als de tussenkringspanning (DC) lager wordt dan de limiet
voor lage spanning zal de frequentieomvormer controleren
of de 24 V DC-reservevoeding is aangesloten. Als geen 24 V
DC-reservevoeding is aangesloten, schakelt de frequentie-
omvormer uit na een vaste vertragingstijd. Deze
vertragingstijd hangt af van de eenheidgrootte.
Probleem verhelpen
Controleer of de voedingsspanning overeenkomt
met de spanning van de frequentieomvormer.
Voer een ingangsspanningstest uit
Voer een soft-charge en gelijkrichtercircuittest uit
WAARSCHUWING/ALARM 9, Omvormer overbelast
De frequentieomvormer staat op het punt van uitschakeling
wegens overbelasting (te hoge stroom gedurende een te
lange tijd). De teller voor de thermo-elektronische inverter-
beveiliging geeft een waarschuwing bij 98% en schakelt uit
bij 100%, waarbij een alarm wordt gegenereerd. De frequen-
tieomvormer kan niet worden gereset totdat de teller onder
de 90% is gezakt.
De fout is dat de frequentieomvormer gedurende een te
lange tijd voor meer dan 100% is overbelast.
Probleem verhelpen
Vergelijk de aangegeven uitgangsstroom op het
LCP met de nominale stroom van de frequentieom-
vormer.
Vergelijk de aangegeven uitgangsstroom op het
LCP met de gemeten motorstroom.
Laat de thermische belasting op het LCP
weergeven en houd de waarde in de gaten.
Wanneer de stroom hoger is dan de nominale
continustroom van de frequentieomvormer moet
de teller omhoog gaan. Wanneer de stroom lager is
dan de nominale continustroom van de frequentie-
omvormer moet de teller omlaag gaan.
Zie de sectie over reductie in de Design Guide voor meer
informatie als er een hoge schakelfrequentie is vereist.