Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Toerentalregelaar; Regeling Met Analoge Meetwaarde - nord NORDAC SK 1500/3 CT Bedieningsvoorschriften

Inhoudsopgave

Advertenties

44
NORDAC vector ingebruikstellingsvoorschriften

7.2.5 Toerentalregelaar

Voor het regelen van het toerental van de aangesloten motor bestaan twee varianten.
1. Met een analoog meetwaarde-signaal, via de standaard geïntegreerde PI- of PID-regelaar.
2. Met een aan de motor gemonteerde incrementele encoder en de optioneel leverbare incrementele
encoder-ingang (CT-D) met PI-regeling.

7.2.5.1 Regeling met analoge meetwaarde

Voor het
regelen van analoge grootheden, zoals bijvoorbeeld toerentalregeling met tachogenerator,
drukregeling met druksensor of baanspanningsregeling met danserwals, staat via de analoge-ingang 2 een
analoge meetwaarde-ingang ter beschikking.
a) PI-regelaar
Klassieke PI-regelaar voor het regelen van dynamische processen, zoals toerental- of danserwals-
regelingen.
Bij de PI-regelaar wordt met deceleratie en acceleratie alleen rekening gehouden indien een regelwaarde is
ingesteld, en niet aan de uitgang van de regelaar.
b) PID-regelaar
PID-regelaar voor regelfuncties met langzaam veranderende meetwaarden, bijvoorbeeld drukregeling.
De regelacties van de PID-regelaar worden onderschikt aan de ingestelde deceleratie- en acceleratietijd en
de maximale frequentie (basisparameters) uitgevoerd.
Analoog1 0%
A1
Analoog1 100%
Modus Analoog 1
Analoog2 0%
A2
Analoog2 100%
Modus Analoog 2
Meetwaarde-signaal analoog: met de DIP-schakelaar op de stuurkaart kan tussen stroom- en
spanningsmeetwaarde gekozen worden. De parameter modus regelwaarde-ingang 2 specificeert de juiste
signaalvorm.
Wordt 0..10 V begrensd of 0(4)..20 mA ingesteld, dan bedraagt de minimale uitgangsfrequentie bij een
negatief regelwaardeverschil 0Hz, dat wil zeggen de aandrijving zal niet in tegengestelde richting lopen.
Wordt 0..10 V of ± ± ± ± 10 V ingesteld, dan wordt de uitgangsfrequentie bij een negatief regelwaarde-verschil
zonodig omgekeerd, dat wil zeggen de aandrijving kan ook in tegengestelde richting draaien.
Aan de analoge ingang 2 is de functie "frequentiemeetwaarde" of "PID-regelaar" toegewezen. Naast de
bekende afijk-functies staan aansluitend de voor de PI/PID-regelaar relevante parameters in het submenu
„stuurklemmen" ter beschikking.
Frequentie 100 %: hier dient men de frequentiewaarde in te geven die de regelaar bij 100% van de analoge
meetwaarde herkent. (Spanning respectievelijk stroom bij afijken 100% analoge ingang 2)
Wanneer er sprake is van een regelwaarde en een meetwaarde met een verschillende normering, bestaat de
mogelijkheid een verhouding „maximale frequentie / frequentie 100%" overeenkomstig de verhouding
regelwaarde/meetwaarde in te stellen.
Instelling van de functie analoge ingang 2:
Instelling van de functie analoge ingang 2:
Max. Frequentie
Frequentie 100%
Max. Frequentie / 0
PID
P - Factor
I - Factor
D - Factor
-Max. Frequentie / 0
"Frequentiemeetwaarde"
"PID-Regelaar"
*
acc- / dec.tijd
*

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Nordac sk 2200/3 vtNordac sk 132000/3 ctNordac sk 37000/3 vt

Inhoudsopgave